ECLI:NL:GHSHE:2015:440

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 februari 2015
Publicatiedatum
10 februari 2015
Zaaknummer
HD 200.132.845_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardering en beoordeling van rapporten door deskundigen in civiele procedures

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, betreft het een hoger beroep van een eerdere uitspraak van de rechtbank. De appellante, vertegenwoordigd door mr. G. Sarier, heeft een verzoek ingediend om geen voorschot voor deskundigenkosten te hoeven betalen, aangezien zij met een toevoeging procedeert. Het hof heeft vastgesteld dat de relevante documenten al in het dossier aanwezig waren, waardoor het verzoek om aanvullende documenten over te leggen overbodig was. Het hof heeft besloten dat het voorschot voor de deskundigenkosten voorlopig ten laste van de Rijkskas komt, gezien de toevoeging die aan de appellante is verleend.

De zaak betreft de beoordeling van rapporten van deskundigen die door de rechtbank en het hof zijn benoemd. Het hof heeft de deskundige [deskundige] benoemd om onderzoek te verrichten en vragen te beantwoorden die in het dictum zijn gesteld. De appellante heeft geen verdere opmerkingen gemaakt over eerdere overwegingen van het hof, wat impliceert dat zij zich daar niet tegen verzet. De V.O.F. c.s. hebben aangegeven het eens te zijn met het hof en wachten op verdere ontwikkelingen.

Het hof heeft de procedure voortgezet en de deskundige verzocht om zijn rapport en de eventuele opmerkingen van [dierenarts] te overleggen. De deskundige moet zijn bevindingen schriftelijk indienen bij het hof, en partijen moeten binnen een week na de uitspraak de benodigde processtukken aan de deskundige ter beschikking stellen. Het hof heeft de zaak naar de rol van 16 juni 2015 verwezen in afwachting van het deskundigenbericht, en houdt verdere beslissingen aan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.132.845/01
arrest van 10 februari 2015
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. G. Sarier te Dordrecht,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[geïntimeerde 2]in diens hoedanigheid van vennoot,
wonende te [woonplaats] ,
3.
[geïntimeerde 3]in diens hoedanigheid van vennoot,
wonende te [woonplaats] ,
4.
[geïntimeerde 4]in diens hoedanigheid van vennoot,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. C.M. van der Corput te Veldhoven,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 11 november 2014 in het hoger beroep van het door de rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector civiel recht gewezen tussenvonnis van 9 februari 2011 en van het door de rechtbank Oost-Brabant, Handelsrecht, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch gewezen eindvonnis van 6 maart 2013 tussen appellante - [appellante] - als eiseres, en geïntimeerden -de V.O.F. (geïntimeerde sub 1), [geïntimeerde 2] (geïntimeerde sub 2), [geïntimeerde 3] (geïntimeerde sub 3) en [geïntimeerde 4] (geïntimeerde sub 4), tezamen de V.O.F. c.s.- als gedaagden. Het hof zal de nummering van voornoemd arrest voortzetten.

6.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • Voornoemd tussenarrest van 11 november 2014;
  • een akte uitlaten na tussenarrest van 11 november 2014 zijdens [appellante] , waarbij een productie is overgelegd;
  • een akte na tussenarrest zijdens de V.O.F. c.s., waarbij een productie is overgelegd;
Vervolgens is wederom bepaald dat arrest wordt gewezen. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

7.De beoordeling

7.1
[appellante] heeft in de door haar naar aanleiding van het tussenarrest van 11 november 2014 genomen akte twee punten aangevoerd. Ten eerste heeft zij vermeld dat zij met een toevoeging procedeert, reden waarom zij het hof verzoekt om haar geen voorschot voor de deskundigenkosten op te leggen. Verder heeft zij aangevoerd dat zij de brief van [specialist] van 4 maart 2010 reeds in eerste aanleg heeft overgelegd en wel als productie bij haar conclusie na deskundigenbericht.
Nadere bestudering door het hof van het dossier wijst inderdaad uit dat de betreffende brief van [specialist] zich reeds in het in hoger beroep overgelegde dossier in eerste aanleg bevindt, zodat het verzoek van het hof aan partijen om deze brief over te leggen, aan welk verzoek beide partijen hebben voldaan, overbodig was.
Wat de eerste opmerking van [appellante] betreft zal het hof, gelet op de thans geldende regelgeving, bepalen dat het voorschot van [appellante] , nu aan haar een toevoeging is verleend, voorlopig ten laste van ’s Rijks kas komt.
Nu [appellante] verder geen opmerkingen heeft gemaakt over hetgeen het hof verder in r.o. 4.6 van het tussenarrest van 11 november 2014 heeft overwogen, gaat het hof ervan uit dat zij zich daar niet tegen verzet.
7.2
De V.O.F. c.s. hebben in hun akte voor zover van belang vermeld het eens te zijn met het hof en een en ander verder af te wachten.
Het hof zal dan ook overeenkomstig het door het hof in het tussenarrest van 11 november 2014 aangekondigde voornemen, [deskundige] benoemen als deskundige teneinde het hierna in het dictum vermelde onderzoek te doen en de in het dictum gestelde vragen te beantwoorden.
7.3
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

8.De uitspraak

Het hof:
alvorens verder te beslissen:
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht en benoemt in deze tot deskundige:
[deskundige] ,
verbonden aan de Universiteitskliniek voor Paarden, Faculteit Diergeneeskunde,
[adres] ,
[postcode] [plaats] ,
Tel: [telefoonnummer] ,
E-mailadres: [e-mailadres]
verzoekt de deskundige om het door hem opgemaakte rapport d.d. 5 april 2012, betrekking hebbende op het paard Zita voor te leggen aan [dierenarts] , in elk geval in mei 2010 verbonden aan Dierenkliniek [plaats] , en om vervolgens verslag te doen van de eventuele op- en aanmerkingen van [dierenarts] op het rapport van 5 april 2012, met inachtneming van de door de rechtbank aan de deskundige gestelde vragen;
verzoekt de deskundige om vervolgens gemotiveerd zijn visie te geven op de eventuele op- en aanmerkingen die door [dierenarts] zijn gemaakt;
verzoekt de deskundige verder om de volgende vragen te beantwoorden:
1. Bedoelt u in het door u opgemaakte rapport van 5 april 2012 met de woorden “sinds de koop” in de zin “
Kortom, er zijn geen aanwijzingen dat Zita sinds de koop een infectie heeft gehad”, onder het hoofd “T.a.v. infectie” “sinds 18 juli 2009” (zie r.o. 4.1 sub b in het tussenarrest van 11 november 2014) of “sinds 30 augustus 2009” (zie r.o. 4.1 sub d in voornoemd tussenarrest)?
2. Heeft u verder nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor de onderhavige zaak?
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek –
en ten aanzien van de conceptrapportage– partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van € 968,-, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
bepaalt dat [appellante] wordt belast met genoemd voorschot van € 968;
bepaalt dat het voorschot van [appellante] , nu aan haar een toevoeging is verleend, voorlopig ten laste van ’s Rijks kas komt;
verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
benoemt mr. J.R. Sijmonsma tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
verwijst de zaak naar de rol van 16 juni 2015 in afwachting van het deskundigenbericht;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.A.G. Fikkers, E.K. Veldhuijzen van Zanten en J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 10 februari 2015.