3.1.3.Op de arbeidsovereenkomst zijn de arbeidsvoorwaarden die binnen de [Group] Group gelden van toepassing. In deze arbeidsvoorwaarden is onder meer de volgende bepaling opgenomen:
“Artikel 8.4 Disciplinaire maatregelen
Medewerker dient zich aan de regels en voorschriften van het bedrijf te houden. Alle medewerkers worden geacht van de voorschriften op de hoogte te zijn en de gevolgen van overtreding daarvan te kennen.
Wanneer in strijd met de bedrijfsregels en voorschriften wordt gehandeld kan, afhankelijk van de ernst van de begane overtreding, tot de volgende maatregelen worden besloten:
a. (schriftelijke) waarschuwing;
b. herhaalde waarschuwing;
c. schorsing of non-actiefstelling;
d. ontslag ten gevolge van eerdere waarschuwingen en dossieropbouw;
e. ontslag op staande voet.
Welke maatregel(en) op de ontstane situatie van toepassing is, wordt te zijner tijd bepaald door P&O in overleg met de betreffende leidinggevende.
Onderstaande maatregelen kunnen onder andere van toepassing zijn:
Ad e Ontslag op staande voet wordt gegeven in geval van ernstige overtredingen, enkele voorbeelden zijn:
• frauduleuze handelingen of diefstal;
• discriminatie
• het tijdens werktijd gebruiken van alcohol, middelen die voorkomen op lijst 1 en 2 van de Opiumwet en andere middelen die invloed hebben op het normaal functioneren van de medewerker, voorzover deze laatste niet door een arts zijn voorgeschreven;
• medewerkers Fair Play Centers is het niet toegestaan om in eigen amusementscenters te spelen. (...)”
3.1.4.Verder geldt binnen de organisatie van Fair Play een gedragscode. Deze gedragscode kent onder meer de volgende bepalingen:
• (...)
• Het is voor medewerkers verboden onrechtmatige geldhandelingen te verrichten
en/of zich eigendommen van [Group] Group en/of van de klanten toe
te eigenen.
Indien een medewerker in strijd handelt met bovengenoemde bepalingen, dan zal
[Group] Group overwegen om aangifte te doen bij de politie. Ook kan strijdig
handelen met bovengenoemde punten leiden tot ontslag.
3.1.8.Blijkens het rapport van 8 november 2013 is (onder meer) het volgende gezegd:
“(..) [onderzoeker 1] ( [onderzoeker 1] , hof):
‘Wat opvalt op de videobeelden is, dat het die avonden niet extreem druk is geweest. [getuige]
heeft verklaard dat de kassa samen met [appellant] is opgemaakt en gesloten. Nadat dit
is gebeurd heeft [getuige] het getelde kassageld aan [appellant] gegeven. [appellant] staat op
dat moment voor de kassakluis en pakt het door [getuige] aangereikte kassageld aan en
plaats het in de geopende kassakluis.’
[appellant] :
‘Ik vind dit wel heel toevallig dat jullie dit allemaal weten!’
[onderzoeker 2] ( [onderzoeker 2] , hof):
‘Wij zitten niet stil, nadat wij met jou hadden gesproken, zijn de overige collega’s ook door
ons uitgenodigd. Dit heeft geresulteerd in de getekende verklaring van [getuige] waarin zij
naar waarheid, een aantal zaken verklaard. We hebben hierdoor vastgesteld dat iedereen
zich aan het 4-ogen-principe houdt, alleen [appellant] doet de dingen anders.’
[appellant] :
‘Dat is mogelijk.’
[onderzoeker 1] :
‘We moeten het nu toch maar zeggen: Jouw verklaring strookt niet met de videobeelden. We
zien dat jeniet rechtstreeksrichting het kassahuis loopt als je de geldcassette uit de
wisselaar hebt gehaald.
[onderzoeker 2] :
‘Je bent met de geldcassette bij de wisselaar weggelopen, daarna ben je 13 seconden uit beeld van de camera’s. In de tussentijd heb jij je ergens opgehouden. Hierover heb je tot nu toe niets gezegd of verklaard. We hebben jou zeker diverse malen gevraagd: ‘Loop je rechtstreeks naar het kassahuis?’ Weetje zeker datje niet in je handen hebt tijdens deze werkzaamheden?’
[appellant] :
‘Ik heb het echt niet gedaan. ‘(...)
[onderzoeker 2] :
‘Wat zit er in die doek die tijdens het pakken van de geldcassette uit de wisselaar nog ‘leeg’ is? Je bent 13 seconden uit beeld van de camera ‘s, je staat met grote waarschijnlijkheid boven aan de trap tegen de glazenwand in de dode hoek van de aanwezige camera ‘s. Wanneer je weer in beeld bent hou je in jouw rechterhand de geldcassette vast en in jouw
linkerhand de doek die om een pakketje gevouwen zit.’
[appellant] :
‘Nou daar weet ik echt niets van! Een doek vasthouden terwijl ik naar beneden loop. Neen, ik weet het echt niet.’
[onderzoeker 1] :
‘Ik zal het dan maar zeggen, ik denk dat in deze doek verdwenen geld zit. Je bent – nadat je de geldcassette uit de wissel hebt gehaald – 13 seconden uit beeld. Je loopt na deze 13 seconden via de trap richting het kassahuis. We zien jou lopen met in je rechterhand de geldcassette en in je linkerhand de doek die eerst ‘leeg’ was. Deze doek is nu opgevouwen. Er is duidelijk een contour tussen je duim en vingers te zien dat je een pakketje in de doek vasthoudt. Dit pakketje is in de tijd datje buiten beeld bent geweest in je hand gekomen. Boven aan de trap uit het camerabeeld is dit dus gewijzigd van ‘lege’ doek naar een ‘gevulde’ doek met daarin gevouwen ‘mogelijk het geld uit de geldcassette’.
[appellant] :
‘Ik weet hier echt niets van, misschien moest ik de kasten poetsen!’ (...)
[appellant] :
‘Ik denk dat ik hier ga stoppen. Jullie moeten maar aangifte doen. Ik wil in principe met alles meewerken, maar nu stop ik ermee.’
[onderzoeker 1] :
‘Jouw gedragingen op de twee besproken avonddiensten van 7 en 8 oktober 2013 zijn voor ons als onderzoekers aanleiding om jou deze vragen te stellen. Jij bent niet in staat gebleken om enig weerwoord te geven op deze feiten en omstandigheden. Je verschuilt je vaak achter
Het feit dat je ‘het’ niet meer weet.’
[onderzoeker 1] vraagt aan [appellant] of hij nog ergens op terug wil komen, hiervan maakt hij geen gebruik. Na voorlezing van de verklaring van [appellant] door [onderzoeker 1] , volhardde
betrokkene in zijn uitspraken.
[onderzoeker 2] geeft nogmaals aan, dat er op dit moment nog geen beslissingen genomen zijn. ‘Je zit
hier vrijwillig zonder enige dwang. Als je wilt stoppen moet je dit zeggen.’
[appellant] geeft aan het gesprek te willen beëindigen en loopt vervolgens het kantoor uit (..)”
3.1.9.Blijkens het rapport van het gesprek dat op 18 november 2013 plaatsvond is (onder meer) het volgende gezegd:
“(..)[onderzoeker 2]: Dit gesprek is naar aanleiding van de vermissing van twee geldbedragen, uit
Wissel 1 – 2.498 euro en wissel 2 – 518 euro. We hebben jou hierbij uitgenodigd, zodat jij
ons mogelijk meer informatie kunt geven met betrekking tot het eerstgenoemde.’
[onderzoeker 2]: ‘Je liep de laatste keer weg, je had geen zin meer in het gesprek dat we op 8 november
2013 voerde, omdat de vragen je niet bevielen.’
[onderzoeker 1]: ‘Wij willen, daar waar we gestopt zijn de draad weer oppakken. In de
eerdergenoemde rapportage staat in jouw verklaring het volgende;
• Je ontkent dat je een ‘vaatdoek in je hand had tijdens de werkzaamheden bij de
wisselmachine;
• Je ontkent ook datje tijdens de 13 seconden die je uit beeld bent, iets hebt gedaan
met die (vaat)doek en de geldcassette;
• Je ontkent ook dat je 13 seconden bent blijven stilstaan;
• Je zegt: ‘Ik ben rechtstreeks, dus in één keer, doorgelopen richting het kassahuis met alleen de geldcassette in mijn hand’;
• Je ontkent ook, dat je geld uit de geldcassette hebt gehaald om het vervolgens buiten beeld in de (vaat)doek te hebben gestopt,
• Je ontkent, dat je de geldcassette direct in de kluis hebt opgeborgen.’
[onderzoeker 2]: ‘Wil je hier nog iets op zeggen of toevoegen?’
[appellant]: ‘Neen, ik heb niets gedaan en ik heb niets toe te voegen.
[onderzoeker 1]: ‘Ik heb hier een aantal kopieën die ik je graag wil laten zien. Deze kopieën zijn
afdrukken van de videobeelden van 7, 8, 9 oktober 2013 die we hebben veiliggesteld.
(..)
[onderzoeker 2]: ‘Gezien de feiten en omstandigheden die we tijdens ons onderzoek hebben vastgesteld, moeten we toch echt concluderen, dat jij voor ons een verdachte bent. Deze mening is gebaseerd op jouw verklaring. Je zegt namelijk op alles:
‘Ik weet het niet. Ik ben me er niet van bewust. Neen, ik weet echt niet wat ik die 13 seconden daar heb gedaan.’
(..)
[onderzoeker 2]: ‘We hebben met jou twee eerdere gesprekken gevoerd over de vermissing uit de
wissels. Het laatst gevoerde gesprek op 8 november 2013 willen wij nu met jou doornemen.
Je kan tijdens het gesprek aangegeven als er iets niet klopt.’
[appellant] gaat hiermee akkoord. Het rapport wordt in zijn geheel doorgenomen. [appellant]
heeft op de inhoud geen commentaar en tekent de rapportage te [plaats] . Er is op enig
moment een discussie dat [appellant] duidelijkheid wil over zijn positie in dit onderzoek.
Ondergetekende geeft aan de bespreking even te willen schorsen. (..) [onderzoeker 2] . neemt tijdens
de schorsing contact op met [P&O functionaris] , P&O functionaris van Fair Play Centers te [woonplaats] . Tijdens dit overleg is door [P&O functionaris] besloten om [appellant] , hangende het
verdere onderzoek per direct te schorsen. (..)
[onderzoeker 1]: ‘Er is overleg geweest, echter wil ik je voor de laatste keer in de gelegenheid stellen
enige duidelijkheid te geven over de vaatdoek die je in je hand hebt. (…)
[appellant]: ‘Ik zou het niet weten. Ik heb het niet indezedoek gedraaid. Het doet me niet van
gedachten veranderen.’
[onderzoeker 2]: ‘(..) Het onderzoek wijst inderdaad naar jou. Dit betekent dat je voor ons een
verdachte bent in deze zaak. Jij bent Verantwoordelijke Van Dienst, je krijgt betaald om
taken uit te voeren. Je dient jezelf aan de procedures te houden. Dit doe je niet! Zodra wij
inhoudelijke vragen aan je stellen weetje het niet meer. Dit is voor ons aanleiding om je te
schorsen. (...)‘
[appellant]: ‘Dus ik ben nu verdachte?’
[onderzoeker 2]: ‘De feiten en omstandigheden, de antwoorden die je ons geeft en het constant zeggen
dat je het niet meer weet, noopt ons om deze stap te zetten.’(...)”
3.1.11.Bij brief van 21 november 2013 heeft Fair Play het ontslag met onmiddellijke ingang per 20 november 2013 schriftelijk aan [appellant] bevestigd. In die brief wordt - kort gezegd - eerst de aanleiding geschetst, vervolgens wordt (beknopt) weergegeven dat en waarover op 25 oktober, 8 en 18 november 2013 gesprekken met [appellant] hebben plaatsgevonden. Kort gezegd heeft Fair Play in de brief als reden voor het opzeggen met onmiddellijke ingang van de arbeidsovereenkomst gegeven dat (i) [appellant] geen afdoende verklaring kon geven voor een totaal financieel tekort van € 3.016,00 dat uit twee geldwissels was verdwenen, terwijl (ii) [appellant] tijdens zijn diensten van 7 en 8 oktober 2013 in strijd met de voorgeschreven bedrijfsprocedures tijdens openingstijden handelingen (bijvullen of verwijderen van geldcassettes) heeft verricht, (iii) de door [appellant] afgelegde verklaring niet overeenkwam met hetgeen op de videobeelden is te zien en (iv) [appellant] herhaaldelijk aangaf zich van alles niets meer te kunnen herinneren. Die brief sluit als volgt af:
“(..) Op woensdag 20 november heeft u geen (persoonlijke) omstandigheden aangevoerd die uw gedrag(ingen) op enigerlei wijze kunnen rechtvaardigen. Fair Play Centers had dan ook definitief elk vertrouwen in een verdere samenwerking met u verloren, zodat niet langer van ons kon worden gevergd het dienstverband met u te continueren. De hierboven omschreven gedragingen dienen ieder afzonderlijk, maar zeker in samenhang beschouwd, te worden aangemerkt als een dringende reden in de zin van artikel 7:677 BW juncto 7:678 BW. Daarom is tijdens de bespreking van 20 november 2013 uw arbeidsovereenkomst met Fair Play Centers met onmiddellijke ingang opgezegd. Dit betekent dat de tussen Fair Play Centers en u bestaande arbeidsovereenkomst op 20 november 2013 is geëindigd. (...)”
3.2.2.Aan deze vordering heeft [appellant] , samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Het ontslag op staande voet is niet onverwijld gegeven en voorts is geen sprake van een dringende reden die het ontslag rechtvaardigt. Daar Fair Play nimmer beschikte over een rechtsgeldige grond teneinde het dienstverband onverwijld op te zeggen alsmede deze opzegging d.d. 3 december 2013 is vernietigd, duurt het dienstverband onverminderd voort. Als gevolg hiervan maakt [appellant] aanspraak op uitbetaling van het overeengekomen salaris vanaf 20 november 2013 totdat de dienstbetrekking rechtsgeldig zal zijn geëindigd. Nu de niet betaling van het salaris aan Fair Play is te wijten, daar Fair Play onterecht [appellant] op staande voet heeft ontslagen, vordert [appellant] tevens de maximale wettelijke verhoging van 50% alsmede wettelijke rente. Ten slotte wordt aanspraak gemaakt op de vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten krachtens de daarvoor geldende zogenaamde staffel, aldus [appellant]