ECLI:NL:GHSHE:2015:4318

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 oktober 2015
Publicatiedatum
27 oktober 2015
Zaaknummer
20-002384-14
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van drugshandel en tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straf

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1994 en thans verblijvende in Huis van Bewaring Roermond, was in eerste aanleg veroordeeld voor drugshandel, specifiek voor het vervoeren van een grote hoeveelheid MDMA-pillen. Het hoger beroep was beperkt tot de veroordeling voor het onder 3 ten laste gelegde feit. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 augustus 2013 met twee anderen in een auto reed waarin MDMA-pillen aanwezig waren, maar er was onvoldoende bewijs dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van deze pillen. De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit, en het hof heeft deze lijn gevolgd. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger van de drugshandel, omdat er geen overtuigend bewijs was dat hij wetenschap had van de pillen in de auto. Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde feit.

Daarnaast heeft het hof de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie van 2 maanden, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 6 jaren opgelegd, maar het hof heeft de straf voor de bewezen verklaarde feiten 1 en 2 vastgesteld op 56 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft ook de teruggave van in beslag genomen telefoontoestellen gelast. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de beslissing is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002384-14
Uitspraak : 27 oktober 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 28 juli 2014, parketnummer 01-865008-13, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder onder parketnummer 13-660255-12 voorwaardelijk opgelegde straf, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren [geboortedatum] 1994,
wonende te [adres] ,
thans verblijvende in Huis van Bewaring Roermond te Roermond.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is in de akte partiële intrekking hoger beroep d.d. 4 september 2014 uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 3 ten laste is gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Voor de feiten 1 en 2 die niet aan het oordeel van het hof zijn onderworpen en waarvoor de verdachte door de rechtbank is veroordeeld zal het hof, gelet op het bepaalde in artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, een straf bepalen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
De verdediging heeft primair bepleit dat verdachte van het onder 3 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - onder 3 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 augustus 2013 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid pillen (ongeveer 10.000 stuks) van/met een materiaal bevattende MDMA en/of MDEA en/of MDA en/of amfetamine, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Weliswaar kan uit het dossier worden afgeleid dat de verdachte op 19 augustus 2013 met twee anderen in een personenauto heeft gereden, waarin een grote hoeveelheid MDMA pillen is vervoerd, maar niet kan worden vastgesteld dat verdachte enige wetenschap had van de aanwezigheid van die pillen in de auto. Het hof volgt de raadsvrouwe in haar betoog dat over de rol van verdachte uit het dossier niet meer blijkt dan dat hij de personenauto van zijn moeder had geleend en als passagier in die auto is meegereden.
De verdachte zal van het onder 3 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Beslag
Van de onder verdachte in beslag genomen, nog niet teruggegeven telefoontoestellen zal de teruggave aan hem worden gelast.
Op te leggen straf voor feiten 1 en 2
Het hof zal, gelet op artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, een straf bepalen ten aanzien van de niet aan zijn oordeel onderworpen door de rechtbank bewezen verklaarde feiten.
Door de rechtbank is aan de verdachte een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 6 jaren, met aftrek van voorarrest. Het hof stelt vast dat de rechtbank in het vonnis in de strafzaken tegen de medeverdachten [naam] en [naam] ter zake van het onder 3 ten laste gelegde telkens een gevangenisstraf heeft opgelegd voor de duur van 16 maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof leidt hier uit af dat de rechtbank aan de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde 56 maanden gevangenisstraf heeft opgelegd. Gelet daarop zal het hof de straf voor het door de rechtbank onder 1 en 2 bewezen verklaarde bepalen op een gevangenisstraf voor de duur van 56 maanden, met aftrek van voorarrest.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie te ’s-Hertogenbosch heeft bij vordering van 23 juni 2014 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de rechtbank te Amsterdam van
15 november 2012 onder parketnummer 13-660255-12 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 2 maanden. Met de door verdachte niet in hoger beroep bestreden bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde is gebleken dat hij zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Gelet daarop is het hof van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de destijds voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie dient te worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een telefoontoestel, kleur wit, Apple iPhone, goednummer 564007;
- een telefoontoestel, kleur grijs, Nokia, goednummer 564008.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank te Amsterdam van 15 november 2012, parketnummer 13-660255-12, te weten van:
jeugddetentievoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt de straf voor het door de rechtbank onder 1 en 2 bewezen verklaarde op: een
gevangenisstrafvoor de duur van
56 (zesenvijftig) maanden, met de bepaling dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. F. van Es, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. P.M. Frielink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 27 oktober 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A.J.M. van Gink en mr. P.M. Frielink zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.