ECLI:NL:GHSHE:2015:424

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 februari 2015
Publicatiedatum
10 februari 2015
Zaaknummer
HD 200.093.193-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenbenoeming in civiele procedure met betrekking tot waardering door accountants

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep in een civiele procedure over de waardering van activa door een accountant. De appellante, Handelsonderneming B.V., heeft in principaal appel beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 30 maart 2011 een vonnis heeft gewezen. De zaak is eerder behandeld in tussenarresten van 12 februari 2013, 9 juli 2013 en 29 juli 2014, waarin het hof heeft aangegeven dat er behoefte was aan aanvullend deskundigenrapport. Tijdens de comparitie van partijen op 14 oktober 2014 is besloten de zaak naar de rol te verwijzen voor arrest, waarbij partijen de mogelijkheid kregen om een mediationtraject te overwegen. Uiteindelijk hebben partijen besloten de procedure voort te zetten.

In het tussenarrest van 29 juli 2014 heeft het hof vastgesteld dat de deskundige de werkwijze van de betrokken accountants heeft getoetst aan de geldende regelgeving, maar dat er een tekortkoming was in de marginale toetsing van de waardering die door de accountants was uitgevoerd. De appellante heeft betoogd dat de deskundige niet voldoende heeft getoetst of de accountants binnen de professionele normen zijn gebleven en heeft verzocht om de benoeming van een andere deskundige. De geïntimeerde heeft dit betwist en gesteld dat de deskundige geen grove fouten heeft gemaakt.

Het hof heeft in zijn uitspraak op 10 februari 2015 besloten dat de deskundige aanvullend onderzoek moet verrichten en heeft partijen verzocht om zich uit te laten over de voorwaarden die de deskundige heeft gesteld voor dit onderzoek. De zaak is vervolgens aangehouden voor verdere beslissingen, waarbij het hof de rol van 24 februari 2015 heeft aangewezen voor akte aan de zijde van beide partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.093.193/01
arrest van 10 februari 2015
in de zaak van
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Handelsonderneming] Handelsonderneming B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
advocaat: mr. H.M.M. van den Elzen te 's-Hertogenbosch,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
advocaat: mr. M.M.C. van de Ven te Boxmeer.
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 12 februari 2013, 9 juli 2013 en 29 juli 2014 in het hoger beroep van het door de rechtbank ’s-Hertogenbosch onder
zaak-/rolnummer 206495/HAZA 10-296gewezen vonnis van 30 maart 2011.

14.Het tussenarrest van 29 juli 2014

In principaal appel
14.1.
Bij tussenarrest van 29 juli 2014 heeft het hof te kennen gegeven voornemens te zijn de deskundige te verzoeken aanvullend te rapporteren en is een comparitie van partijen gelast.

15.De verdere procedure

in principaal appel
15.1.
Op 14 oktober 2014 heeft voormelde comparitie van partijen plaats gehad. De zaak is ter comparitie in overleg met partijen naar de rol verwezen voor arrest, waarbij partijen nog twee weken de gelegenheid is geboden te onderzoeken of zij een mediationtraject wensten te beproeven. Partijen hebben vervolgens laten weten dat de zaak dient te worden voortgezet. Voor zover de betreffende akte van de zijde van [Handelsonderneming] Handelsonderneming B.V. nog verdere inhoud heeft, wordt deze in de procedure buiten beschouwing gelaten, aangezien haar geen nadere schriftelijke ronde was toegestaan.

16.De verdere beoordeling

in principaal appel
16.1.
Bij voormeld tussenarrest van 29 juli 2014 is als volgt overwogen:
“12.6. Het hof constateert dat de deskundige de werkwijze van [Accountants 2] heeft getoetst aan van toepassing zijnde regelgeving. De opdracht was evenwel verderstrekkend en beoogde vooral ook een marginale toetsing van de door [Accountants 2] in onderhavige kwestie concreet gedane waardering. Deze laatste toetsing heeft kennelijk niet plaatsgevonden als gevolg van miscommunicatie tussen het hof en de deskundige. De vraag of de door [Accountants 2] gedane waardering in al haar (bijkomende) facetten zodanig is geweest dat deze buiten de normen zoals die gelden conform de professionele standaard van een accountant valt is daarmee onbeantwoord gebleven. Het hof gaat hierbij uit van de veronderstelling dat deze professionele standaard ruimte geeft voor diverse benaderingen, maar dat er wel grenzen zijn vast te stellen waarbuiten van een verkeerde (werkwijze van) waardering dient te worden gesproken. Het gaat in dit geval om de vraag of een zodanige grens door [Accountants 2] is gepasseerd.”
16.2.
[Handelsonderneming] Handelsonderneming B.V. heeft – onder verwijzing naar de door haar naar aanleiding van de conceptrapportage aan de deskundige gezonden brief van 30 januari 2014 (productie 23 bij memorie na deskundigenbericht) – nog naar voren gebracht dat de deskundige niet alleen een materiële beoordeling achterwege heeft gelaten, maar dat ook onvoldoende door de deskundige is getoetst of [Accountants 2] binnen de formele normen van de professionele standaard is gebleven. [Handelsonderneming] Handelsonderneming B.V. heeft de benoeming van een andere deskundige bepleit. Volgens haar veroorzaakt dat geen kapitaalvernietiging, omdat het dossier nog niet inhoudelijk door de deskundige is bestudeerd.
16.3.
[geïntimeerde] heeft het laatste betwist. Volgens hem kan uit het deskundigenrapport niet worden geconcludeerd dat geen marginale toetsing van de door [Accountants 2] concreet gedane waardering heeft plaatsgevonden. [geïntimeerde] heeft erop gewezen dat volgens de deskundige [Accountants 2] geen grove, onprofessionele fouten heeft gemaakt en daarmee is, zo heeft [geïntimeerde] gesteld, de gestelde vraag beantwoord. [geïntimeerde] heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat een eventuele nadere vraagstelling aan de benoemde deskundige dient te worden voorgelegd.
16.4.
Het hof volhardt bij zijn voornemen tot aanvullende rapportage, zoals in voormeld tussenarrest van 29 juli 2014 gemotiveerd, waarbij het hof de deskundige in beginsel de aangewezen persoon acht dit onderzoek uit te voeren. Het hof acht een reactie gewenst op de op p. 3 van de door [Handelsonderneming] Handelsonderneming B.V. aan de deskundige gezonden brief van 30 januari 2014 – in samenhang met de opmerkingen op p. 2 van deze brief – gestelde vraag òf [Accountants 2] bij de door haar toegepaste waardering van de voorraad auto’s een maatstaf heeft gehanteerd die in de gegeven omstandigheden (gelet op het feit dat de op te stellen balans het uitgangspunt zou zijn voor de financiële afwikkeling van de beëindiging van de samenwerking tussen partijen en in aanmerking genomen de in de onderneming gebruikelijke waarderingsmethode) binnen de door een accountant in acht te nemen normen valt. Het hof ziet vooralsnog onvoldoende aanleiding een andere deskundige te benoemen. De deskundige heeft evenwel op de vraag van het hof naar zijn bereidheid tot nader onderzoek en rapportage bericht deze opdracht uit te willen voeren op voorwaarde dat partijen geen probleem hebben met zijn aanwijzing en dat partijen hem dit schriftelijk ter kennis brengen. De deskundige heeft voorts te kennen gegeven als voorschot op zijn kosten een bedrage van € 2.800,- exclusief btw (16 uur à € 175,-) te vragen.
16.5
Het hof verzoekt partijen in het kader van het beginsel van hoor en wederhoor zich (nogmaals) uit te laten over de door de deskundige gestelde voorwaarden en – zo nodig – over het te betalen voorschot.
in principaal en incidenteel appel voorts
16.6.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

17.De uitspraak

Het hof:
in principaal appel
verwijst de zaak naar de rol van 24 februari 2015 voor akte aan de zijde van beide partijen, uitsluitend met de hiervoor onder rechtsoverweging 16.5. vermelde doeleinden;
in principaal en incidenteel appel voorts
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.A.M. van Schaik-Veltman, E.K. Veldhuijzen van Zanten en J.R. Sijmonsma en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 10 februari 2015.