7.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. [appellante] is dealer in vrachtauto’s en trucks. [appellante] heeft gedurende meer dan 25 jaar
van [geintimeerden c.s.] materialen, zoals autoradiateuren, accu’s, koelblokken en antivries, gekocht en geleverd gekregen en [geintimeerden c.s.] reparaties, zoals aan radiateuren, brandstoftanks en intercoolers, laten verrichten.
Vanaf februari 2010 heeft [appellante] [geintimeerden c.s.] geen opdracht meer verstrekt. April/mei
2010 heeft [appellante] [geintimeerden c.s.] verzocht om alle verrichte - maar nog niet gefactureerde -
leveranties - alsnog in één keer te factureren, wat resulteerde in de factuur van 27 mei 2010 met nummer [factuurnummer] (productie 2 dagvaarding eerste aanleg) ad € 145.822,36. Deze factuur bevatte doublures ten bedrage van € 31.815,57, zodat [geintimeerden c.s.] [appellante] in juni 2010 een creditnota met nummer [creditnotanummer] (productie 3 dagvaarding eerste aanleg) tot dit bedrag zonden.
Bij brieven van 18 augustus 2010 en 1 september 2010 hebben [geintimeerden c.s.] [appellante] aangemaand de vordering van € 114.006,79 te voldoen. [appellante] heeft niets hiervan betaald.
[geintimeerden c.s.] hebben een pro forma factuur d.d. 24 januari 2011 (rekening nummer [rekeningnummer] ) voor [appellante] opgemaakt wegens leveranties in de eerste helft van 2009 voor een bedrag van in totaal € 19.882,90 (productie 17 dagvaarding eerste aanleg).
7.2.1.In eerste aanleg vorderden [geintimeerden c.s.] (en de inmiddels ontbonden vennootschap onder firma Autoradiateuren [de VOF] V.O.F.), samengevat, dat de rechtbank:
1. [appellante] veroordeelt aan hen te betalen € 114.006,79, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente,
2. [appellante] veroordeelt aan hen te betalen € 19.882,90, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, althans [appellante] beveelt en veroordeelt de aan de als productie 14 (hof: bedoeld is productie 17 dagvaarding eerste aanleg) overgelegde factuur ten grondslag liggen opdrachtbonnen aan hen te verstrekken, zulks op straffe van een dwangsom,
3. [appellante] veroordeelt aan hen te betalen de buitengerechtelijke kosten € 2.842,-,
4. [appellante] veroordeelt aan hen te betalen de kosten van deze procedure,
5. [appellante] veroordeelt aan hen te betalen de wettelijke rente over deze proceskosten.
7.2.2.Aan deze vorderingen hebben [geintimeerden c.s.] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. [geintimeerden c.s.] hebben goederen/diensten aan [appellante] geleverd waarvoor [appellante] [geintimeerden c.s.] niet heeft betaald. Het betreft de door hen onder rekening nummer [factuurnummer] gefactureerde goederen/diensten (voor zover niet gecorrigeerd door de credit factuur met nummer [creditnotanummer] ) en de door hen onder rekening nummer [rekeningnummer] gefactureerde goederen/diensten. [geintimeerden c.s.] hebben buitengerechtelijke kosten gemaakt. Diverse verzoeken en sommaties tot betaling hebben geen effect gehad.
7.2.3.[appellante] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
7.3.1.In het tussenvonnis van 27 april 2011 heeft de rechtbank een comparitie van partijen gelast. Deze comparitie is gehouden op 16 juni 2011. Het proces-verbaal daarvan bevindt zich bij de stukken.
7.3.2.In het tussenvonnis van 14 september 2011 heeft de rechtbank [geintimeerden c.s.] toegelaten te bewijzen dat de door hen onder rekening nummer [factuurnummer] gefactureerde goederen/diensten (voor zover niet gecorrigeerd door de credit factuur met nummer [creditnotanummer] ) en de door hen onder rekening nummer [rekeningnummer] gefactureerde goederen/diensten door hen aan [appellante] zijn geleverd.
7.3.3.Ter voldoening aan deze bewijsopdracht hebben [geintimeerden c.s.] [geïntimeerde 1] (geïntimeerde sub 1), [getuige 1] , C [geintimeerde 2] (geïntimeerde sub 2), [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] als getuigen doen horen. [appellante] heeft afgezien van contra-enquête.
In het eindvonnis van 12 februari 2014 heeft de rechtbank [geintimeerden c.s.] in de bewijslevering geslaagd geacht.
Op grond daarvan heeft de rechtbank [appellante] veroordeeld aan [geintimeerden c.s.] te betalen € 114.006,79, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 27 juni 2010 tot aan de dag der voldoening, en € 19.882,90, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 17 februari 2011 tot aan de dag der voldoening. De gevorderde buitengerechtelijke kosten werden afgewezen. Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij is [appellante] in de proceskosten veroordeeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis aan [appellante] tot aan de dag der voldoening.
7.4.1.[appellante] heeft in hoger beroep acht grieven aangevoerd. [appellante] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van [geintimeerden c.s.] . alsmede [geintimeerden c.s.] te veroordelen in de kosten van de procedure in beide instanties.
7.4.2.[geintimeerden c.s.] hebben de grieven bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep, zulks met veroordeling van [appellante] in de kosten van procedure in beide instanties, te vermeerderen met wettelijke rente, alsmede in de nakosten.