3.1.Het gaat in deze zaak om het volgende.
In 1991 heeft [appellant] zich gewend tot De Huizenier Spaar Adviescentrum in [woonplaats] (hierna: De Huizenier). De Huizenier is een zelfstandige tussenpersoon die bemiddelt bij de verkoop van financiële producten. De echtgenote van [appellant] was destijds in verwachting van hun dochter [dochter appellant] , die op [geboortedatum] 1991 is geboren. [appellant] wilde zijn dochter in de toekomst voorzien van extra financiële ondersteuning, onder andere om te kunnen studeren.
De Huizenier heeft [appellant] geadviseerd om onderstaande beleggingsverzekering genaamd Levensplan - “Miljonair” af te sluiten bij Eagle Star Leven N.V. (hierna: Eagle Star). Falcon Leven N.V. (hierna: Falcon) is de rechtsopvolgster van Eagle Star. ASR is de rechtsopvolgster van Falcon. Hierna wordt daarom steeds gesproken over ASR, ook als het Eagle Star of Falcon betreft.
De Huizenier heeft voor [appellant] een offerte opgesteld (prod. 1 inl. dagv. en prod. 3 cva) waarin uitgegaan wordt van 1 januari 1992 als ingangsdatum van de verzekering en [geboortedatum] 2063, zijnde de 72ste verjaardag van [dochter appellant] , als einddatum. Verder wordt uitgegaan van een premie van fl. 30,- per maand en aanvullende koopsommen van telkens fl. 6.840,-- op de ingangsdatum van de polis en op de 1e, 2e, 3e en 4e ‘polisverjaardag’. In de offerte staat vermeld dat bij in leven zijn van [dochter appellant] op de einddatum de uitkering
‘bij 13,00% prognose’fl. 171.500.000,- bedraagt. Voor deze prognose wordt verwezen naar een toelichting in de offerte waarin staat vermeld:
‘De in de offerte vermelde prognose-uitkering is berekend op basis van een veronderstelde jaarlijkse stijging van de unitkoers van de cumulerende units van 13,00%.’Verder wordt in de offerte een uitkering genoemd bij overlijden van [dochter appellant] vóór de einddatum ter hoogte van
‘de waarde van de units’met een minimum van
fl. 36.360,--.
Daarnaast wordt in de offerte de mogelijkheid genoemd om tussentijds de vrij beschikbare waarde op te nemen. Vervolgens zijn een aantal eventueel vrij beschikbare waarden genoemd van respectievelijk fl. 231.192,-, fl. 546.095,- en fl. 50.442.300,- op respectievelijk de 18e, 25ste, en 62ste verjaardag van [dochter appellant] . In de offerte staat dat deze vrij beschikbare waarden zijn gebaseerd
‘op basis van een 13,00% prognose’, waarbij eveneens wordt verwezen naar de toelichting. Verder vermeldt de offerte dat tussentijdse opname van geld uiteraard niet meer zal leiden tot de genoemde waarde op de 72ste verjaardag.
Naar aanleiding van de offerte heeft De Huizenier een door [appellant] ondertekend aanvraagformulier (prod. 2 inl. dagv. en prod. 4 cva) bij ASR ingediend voor het aangaan van de beleggingsverzekering. Op dit formulier is onder het kopje ‘Beleggingsmedium (max. 10 fondsen)’ in de rubriek ‘Obligatiefondsen’ omcirkeld ‘Nederlands’ en daarbij is ingevuld 50% van de premie. Verder is in de rubriek ‘Aandelenfondsen’ handgeschreven aangevuld ‘Milieu’ en 50% van de premie. Op het formulier staat als gewenste ingangsdatum vermeld 1 december 1991 en als gewenste berekeningsdatum (de einddatum) de 72-jarige leeftijd van [dochter appellant] .
ASR heeft de aanvraag voor de beleggingsverzekering genaamd Levensplan- “Miljonair” geaccepteerd. Vervolgens heeft ASR de polis d.d. 17 januari 1992 (prod. 3 inl. dagv. en prod. 5 cva) naar [appellant] gestuurd tezamen met de Algemene voorwaarden AV ’91 (prod. 4 inl. dagv en prod. 6 cva, hierna ook te noemen: de algemene voorwaarden) die in de polis van toepassing zijn verklaard. [appellant] heeft de polis en de algemene voorwaarden ontvangen.
In de polis wordt [dochter appellant] als verzekeringsnemer genoemd. [appellant] heeft de beleggingsverzekering als wettelijk vertegenwoordiger van [dochter appellant] op haar naam gesloten met ASR.
De polis houdt verder onder meer het volgende in:
- de ingangsdatum is 1 december 1991 en de berekeningsdatum [geboortedatum] 2063;
- de verschuldigde premie bedraagt fl. 30,- per maand vanaf de ingangsdatum tot aan de berekeningsdatum of een eerdere overlijdensdatum van [dochter appellant] ;
- daarnaast is gedurende de eerste vijf jaar een koopsom c.q. aanvullende premie verschuldigd van fl. 6.840,- per jaar, te voldoen vanaf 1 december 1991 t/m
1 december 1995;
- onder het kopje ‘Beleggingen’ worden onder ‘Premiebestemming’ de fondsen Nederlandse Obligatie (thans geheten: ASR Obligatie Depot Eurozone FL I) en Milieu Aandelen (thans geheten: ASR Aandelen Depot Duurzaam Wereld FL I) genoemd, telkens met de vermelding ‘50% van de premie’;
- verder staat onder het kopje ‘Beleggingen’ onder meer vermeld:
‘De periode waarover basisunits worden toegewezen (de basisperiode) begint op 01-12-1991 en eindigt op 30-11-1994. De basisperiode is niet van toepassing op (aanvullende) koopsommen.’;
- bij in leven zijn van [dochter appellant] op de berekeningsdatum bedraagt de uitkering: de waarde van de dan aanwezige units;
- bij overlijden van [dochter appellant] vóór de berekeningsdatum bedraagt de uitkering: het verzekerde kapitaal van fl. 36.360,- of indien
‘de waarde van de toegewezen units, welke mede zullen worden aangewend voor deze overlijdensuitkering, tegen biedkoers hoger is dan het overlijdenskapitaal, dan zal de uitkering naar rato worden verhoogd’.
- er geldt een regeling voor premievrijstelling tot uiterlijk de 27ste verjaardag van [dochter appellant] voor het geval [appellant] zou overlijden. Bij die regeling staat vermeld:
‘Voor deze uitkering zullen geen toegewezen units worden onttrokken’;
- de kosten bedragen voor de eerste maand van de verzekering € 3,06 aan overlijdensdekking (inclusief bedoelde premievrijstelling) en € 7,50 aan poliskosten;
- de kosten voor iedere volgende maand worden berekend zoals aangegeven in de algemene voorwaarden.
Vanaf 1 december 1993 zijn de toekomstige premies op verzoek van [appellant] belegd in het Green Star fonds (thans geheten: ASR Doelrendement Depot FL) (prod. 7 cva). De bestaande beleggingen in het fonds Nederlandse Obligatie en het fonds Milieu Aandelen bleven daarbij gehandhaafd.
Op 6 november 2007 zijn de beleggingen in het fonds Milieu Aandelen op verzoek van [appellant] omgezet naar beleggingen in het Euro Obligatie Fonds (thans geheten: ASR Obligatie Depot Eurozone FL I).
In november 2009 heeft [appellant] de polis met machtiging van de kantonrechter laten wijzigen in die zin dat hij verzekeringsnemer werd in plaats van [dochter appellant] .
[appellant] heeft jaarlijks overzichten van ASR ontvangen betreffende de beleggingsverzekering.
De jaaroverzichten die [appellant] heeft ontvangen over de periode vanaf 1 december 1991 t/m 11 november 1997 (prod. 9 cva) en over de periode van 9 november 2005 t/m
9 november 2007 (prod. 8 en 9 inl. dagv) vermelden onder meer:
- de in de overzichtsperiode ontvangen premie en, gedurende de eerste vijf jaar, koopsom;
- kosten die zijn onderverdeeld in de volgende posten:
- verschil verkoop/biedkoers;
- poliskosten;
- overlijdensdekking;
- gedurende de eerste vijf jaar: investering koopsom;
- het aantal units in de fondsen waarin werd deelgenomen (onderverdeeld in A-units en B-units) en de waardes van die units per de begindatum en de einddatum van het betreffende overzicht.
Vanaf 1 januari 2008 heeft ASR aan haar verzekeringsnemers jaaroverzichten verstrekt die voldoen aan informatiemodellen van het Verbond van Verzekeraars. In deze modellen zijn de aanbevelingen overgenomen en uitgewerkt die de Commissie De Ruiter heeft gedaan in haar rapport van december 2006 om berekende kosten bij beleggingsverzekeringen meer inzichtelijk te maken. Deze modellen zullen hierna worden aangeduid als de Modellen De Ruiter.
Over de periode van 9 november 2006 t/m 9 november 2007 heeft [appellant] eerst een jaaroverzicht ‘oude stijl’ van ASR ontvangen (zie hierboven onder l: prod. 9 inl. dagv). Vervolgens heeft ASR bij brief van 7 maart 2008 (prod. 11 cva) over deze periode een nieuw jaaroverzicht naar [appellant] gestuurd dat voldoet aan de Modellen De Ruiter (prod. 10 inl. dagv. en prod. 10 cva). Dit overzicht ‘nieuwe stijl’ vermeldt onder meer:
- het saldo per 9 november 2006 van € 25.012,36;
- de premies die [appellant] in de overzichtsperiode heeft betaald voor de beleggingsverzekering, in totaal € 163,32;
- het totaalbedrag van dit saldo en betaalde premies zijnde € 25.175,68;
- kosten en premies van in totaal € 81,65 die ASR vervolgens van dit totaalbedrag aftrekt, gespecificeerd als volgt:
premies overlijdensrisicodekking;
kosten verzekeringsmaatschappij (eerste kosten en doorlopende kosten);
kosten bemiddelaar of verzekeringsadviseur;
- het resultaat dat is behaald op de beleggingen ad € 1.246,32;
- het saldo per 9 november 2007 ad € 26.340,36, dat is berekend door genoemd totaalbedrag van € 25.175,68 te verminderen met de kosten en premies ad € 81,65 en te vermeerderen met het resultaat op de beleggingen ad € 1.246,32.
- het aantal units in de fondsen waarin wordt deelgenomen (onderverdeeld in A-units en B-units) en de waarde van de beleggingen per 9 november 2007 ad € 26.340,36.
Het hierna volgende overzicht over de periode van 9 november 2007 tot 10 november 2008 (prod. 11 inl. dagv) is op dezelfde wijze ingericht. Op een aantal overzichten die [appellant] daarna heeft ontvangen (niet alle overzichten tot heden zijn overgelegd) staan ook nog een aantal andere gegevens vermeld. Deze overzichten zien op de periodes
10 november 2008 t/m 9 november 2009, 9 november 2009 t/m 9 november 2010 en
15 november 2011 t/m 9 november 2012 (prod. 12 inl. dagv, prod. 14 cva en prod. 18 mva) en bevatten een nadere toelichting op respectievelijk nadere specificatie van de post ‘kosten bemiddeling verzekeringsadviseur’ (provisie). Daarnaast bevatten deze overzichten een tabel met voorbeeldberekeningen van mogelijke eindkapitalen die zijn berekend op basis van een pessimistisch rendementspercentage, een historisch rendementspercentage en een door ASR zelf gehanteerd rendementspercentage. In laatstgenoemd overzicht betreft het voorbeeldkapitalen van respectievelijk € 50.641,-,
€ 292.223,- en € 292.223,-. Over de voorbeeldkapitalen wordt in de overzichten opgemerkt dat het werkelijke kapitaal op de gewenste einddatum kan afwijken.
Op 12 januari 2007 heeft ASR via De Huizenier een verzoek van [appellant] ontvangen om informatie over de kosten van de beleggingsverzekering. Naar aanleiding daarvan heeft ASR bij brief van 16 januari 2007 (prod. 12 cva) een financieel overzicht naar [appellant] gestuurd. Dit overzicht bevat onder meer een berekening van de waarde van de beleggingsverzekering ad € 25.324,78 per 1 januari 2007. Deze waarde is berekend door het bedrag van de betaalde premies en koopsommen ad € 17.982,71 vermeerderd met het behaalde resultaat op de beleggingen ad € 13.007,64, te verminderen met de totale kosten ad € 5.665,57 bestaande uit verzekeringskosten (uitgesplitst naar ‘eerste kosten’, investeringskosten en poliskosten), beleggingskosten en ‘premiedeel voor meeverzekerde risicodekkingen’. In de brief van ASR van 16 januari 2007 wordt een nadere toelichting gegeven op deze kostenposten.
Bij brief van 27 maart 2011 (prod. 5 inl. dagv) heeft [appellant] ASR aansprakelijk gesteld voor mogelijke schade die hij ter zake de beleggingsverzekering lijdt als gevolg van dwaling en/of een toerekenbare tekortkoming van ASR en/of een onrechtmatige daad van ASR.
ASR heeft een compensatieregeling getroffen met twee claimstichtingen voor consumenten, te weten de Stichting Verliespolis en de Stichting Woekerpolis Claim. Hierbij is onder meer afgesproken om de kosten en de risicopremie die zijn verbonden aan beleggingsverzekeringen aan een maximum te binden, ook met terugwerkende kracht. In juli 2011 heeft ASR [appellant] per brief (prod. 13 cva) bericht dat hij op basis van de compensatieregeling niet in aanmerking komt voor een vergoeding, omdat de kosten die voor zijn beleggingsverzekering in rekening zijn gebracht lager zijn dan het maximum aan kosten dat met de claimstichtingen is overeengekomen.
3.2.1.[appellant] heeft ASR gedagvaard en gevorderd, samengevat:
I. een verklaring voor recht dat ASR toerekenbaar tekort is geschoten jegens [appellant] en/of onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld;
II. een verklaring voor recht dat ASR [appellant] heeft misleid;
III. ASR te veroordelen tot betaling van de door [appellant] geleden schade bestaande uit het door hem misgelopen rendement over de inleg in de polis, gebaseerd op een rendement van 5% voor de koopsomstortingen respectievelijk 3,5% voor de maandbetalingen althans een in goede justitie te bepalen rendementspercentage, vermeerderd met wettelijke rente;
IV. ASR te veroordelen om mee te werken aan beëindiging van de polis per 1 december 2011, zonder dat aan [appellant] kosten voor de beëindiging in rekening worden gebracht of nog niet betaalde kosten worden verrekend,
een en ander met veroordeling van ASR in de proceskosten.
3.2.2.Aan deze vorderingen heeft [appellant] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. ASR is toerekenbaar tekort geschoten jegens [appellant] in de nakoming van haar informatie- en waarschuwingsverplichtingen, dan wel ASR heeft onrechtmatig jegens [appellant] gehandeld door deze verplichtingen te schenden. Het gaat hier om de navolgende verplichtingen:
- ASR had [appellant] vóór het sluiten van de beleggingsverzekering juist en volledig moeten informeren over de kosten van het product, de kenmerken van het product (zoals de verzekerings- en de beleggingscomponent), de risico’s van het product en de fiscale behandeling van het product. ASR heeft [appellant] hierover echter onjuist en/of niet of onvolledig geïnformeerd;
- ASR had vóór het aanbieden van de beleggingsverzekering, al dan niet via de tussenpersoon, informatie bij [appellant] moeten inwinnen over zijn financiële positie, beleggingservaring, beleggingsdoelstelling en risicobereidheid;
- ASR had [appellant] vóór het sluiten van de beleggingsverzekering expliciet moeten waarschuwen voor de (specifieke) risico’s die daaraan waren verbonden, maar zij heeft dat nagelaten.
- ASR had [appellant] ook gedurende de looptijd van de beleggingsverzekering moeten informeren, onder meer over de waardeontwikkeling. Weliswaar heeft ASR [appellant] over de waardeontwikkeling geïnformeerd via de jaaroverzichten, maar ASR heeft [appellant] daarbij (bewust) onjuist en/of onvolledig geïnformeerd over de kosteninhoudingen.
In dit verband verwijt [appellant] ASR ook dat zij kosten heeft ingehouden waarvoor een contractuele grondslag ontbreekt en die ASR dus niet had mogen inhouden.
Daarnaast verwijt [appellant] ASR dat zij schuldig heeft gemaakt aan churning, kort gezegd door aan- en verkooptransacties te verrichten die niet in het belang van [appellant] zijn maar die erop gericht zijn om ASR te bevoordelen. Door zo te handelen heeft ASR in strijd met haar bijzondere zorgplicht, en daarmee onrechtmatig, jegens [appellant] gehandeld.
Voorts stelt [appellant] dat ASR hem bewust onjuist heeft voorgelicht en daardoor heeft misleid. Volgens [appellant] heeft ASR aldus onrechtmatig jegens hem gehandeld (naar het hof begrijpt heeft [appellant] , anders dan hij bij inleidende dagvaarding (nr. 97) nog stelde, deze onrechtmatige daad in zijn conclusie van repliek (nrs. 216-218) kennelijk niet langer gebaseerd op het bepaalde in artikel 6:194 (oud) BW).
Verder stelt [appellant] dat de verwijten die hij aan ASR maakt niet alleen voortvloeien uit de bijzondere effectentypische zorgplicht die volgens hem op ASR als aanbieder van beleggingsverzekeringen rustte, maar ook uit de algemene normen uit het burgerlijk recht waarbij een professionele partij een potentiële afnemer voldoende voorlicht over essentiële kenmerken en risico’s van een overeenkomst.
Volgens [appellant] heeft hij door bovengenoemde handelwijzen van ASR schade geleden. Hij zou de beleggingsverzekering niet hebben afgesloten indien ASR de op haar rustende verplichtingen zou zijn nagekomen. [appellant] stelt dat zijn schade bestaat uit het verschil tussen het rendement dat is behaald met de beleggingsverzekering en het fictieve rendement dat hij zou hebben behaald als hij de ingelegde gelden ter zake betaalde premies en koopsommen c.q. aanvullende premies op een veilige manier zou hebben ‘weggezet’ door storting op spaardeposito’s en een spaarrekening. Het is reëel om dit fictieve rendement te berekenen door voor de betaalde maandpremies uit te gaan van een gemiddelde spaarrente van 3,5% op een spaarrekening en voor de betaalde koopsommen uit te gaan van een gemiddelde rente van 5% voor spaardeposito’s, dit alles aldus [appellant] .
Tot slot stelt [appellant] dat hij de beleggingsverzekering wil beëindigen, omdat hij niet langer de hoge kosten wil betalen. Bij beëindiging brengt ASR echter beëindigingskosten in rekening die veelal de nog niet in rekening gebrachte kosten betreffen. Deze kosten kunnen zeer hoog oplopen, omdat de verzekering nog een lange looptijd heeft. [appellant] wil daarom dat hij de polis kan beëindigen onder kosten.
3.2.3.ASR heeft gemotiveerd en uitgebreid verweer gevoerd.