4.1De eerste en tweede grief van [appellant] lenen zich voor gezamenlijke beoordeling. In feite klaagt [appellant] met deze grieven over het feit dat de kantonrechter de antwoorden van de deskundige heeft gevolgd.
Het rapport van de door de kantonrechter benoemde deskundige houdt voor zover relevant het volgende in:
“(…)
Ten aanzien van de waterdichtheid van de vloeropbouw (…) is, voor zover via het boorgat zichtbaar, niet vastgesteld dat in de houten vloerdelen ventilerende gaten gemaakt zijn. Deze zijn nodig omdat in voorkomende gevallen condensatie kan optreden tegen de onderzijde van de stalen vloerplaten. De ventilatiegaten maken het mogelijk dat dit condens snel weg kan ventileren. Ten tweede is de kimafdichting niet volledig rondom de vloerranden doorgezet. Ten derde is de afdichting niet aangebracht rond de draingoot en de overige doorbrekingen.
(…) ter plaatse van de opstand rond de douchevloer (is
) evenmin een kimband aangebracht.
(…)
De onderlinge aansluitingen tussen wand- en vloertegels behoren voorzien te zijn van een flexibele kitvoeg op rugvulling. Die is niet aangetroffen. Door de verschillend werkende vloer en wanden zal de aansluiting tussen vloer- en wandtegelwerk uiteindelijk defect raken. De harde voegvulling kan de werking van vloer en wand niet volgen.
Tenslotte is de afwerking van de tegelvloer ten opzichte van de doorbrekingen niet juist uitgevoerd. Ook deze afwerkingen horen in kit te worden uitgevoerd. Voegmortel vertoont krimp en hecht niet op kunststof. Langs de draingoot en langs de kunststof leidingen bestaat dus per definitie een opening waardoor water kan binnendringen.
(…) ook de douchemengkraan(is)
niet waterdicht op het wandtegelwerk aangewerkt.
(…)
Anders dan partij [appellant] suggereert, ben ik van mening dat de aantasting van de badkamervloer vanaf “dag één” (lees: vanaf het begin) optreedt, zij het niet meteen merkbaar. Immers de aansluitingen van de harde voegen ten opzichte van de vloerdoorbrekingen zijn nooit waterdicht geweest. Dat geldt in hoofdzaak voor de douchedrain, maar ook voor de overige aansluitingen. Immers de opstand langs de douchevloer is niet van een kimafdichting voorzien, waardoor water dat onder de tegelvloer van de douche kan geraken, ook de overige vloer van de badkamer bereikt, en daarmee de doorbrekingen ter plaatse van de badkuip.
Wanneer exact voor partij [geïntimeerden c.s.] zichtbare gebreken zijn ontstaan, kan ik niet onderzoeken. (…)
Het gevolg van de aangetroffen gebreken in de vloerafwerking is uit het nader onderzoek gebleken. De zwaluwstaartplaten blijken aangetast door langdurige blootstelling aan vocht. Evenzo is het vloerhout aangetast door schimmel. Of de balklaag op de (…) niet zichtbare plaatsen aangetast is, valt eerst te zeggen na het openen van de vloer. (…)”
[appellant] voert tegen het rapport van de deskundige het volgende aan:
De deskundige kan niet vaststellen dat de vloer vanaf de eerste dag niet waterdicht is geweest;
Het ontbreken van ventilatiegaten en van kimafdichtingen op bepaalde plaatsen kan hoogstens minimale condensvorming opleveren;
De deskundige stelt dat de afdichting van de vloerdoorbrekingen niet met voegmortel en met toepassing van harde voegen in de aansluiting tussen wand- en vloertegels had mogen worden uitgevoerd, maar met kit. Nu dat niet is gebeurd is de deskundige van mening dat de vloer nooit waterdicht is geweest. Dit is onjuist omdat harde voegen en voegmortel op zichzelf waterdicht zijn;
Dat de voegen uiteindelijk zijn gaan scheuren en er water onder de vloer is gekomen, kan evengoed zijn ontstaan in de lange periode tussen de levering van de woning in 2009 en het moment waarop het gebrek zich manifesteerde in 2012.
Deze vier punten van kritiek berusten, zo begrijpt het hof, voor een groot deel op de door [appellant] bij akte van hoger beroep overgelegde niet ondertekende verklaring van [getuige] van [bouwtechniek] bouwtechniek.
Het hof is van oordeel dat die verklaring onvoldoende is om de antwoorden van de door de kantonrechter benoemde deskundige niet te volgen. Ten eerste al niet omdat [getuige] uitgaat van een onjuiste maatstaf. Hij stelt namelijk voorop dat “
Vanuit het oogpunt van een doe-het-zelver (…) de badkamer redelijk goed (…)” is gebouwd. Uit hetgeen het hof hiervoor heeft geoordeeld, blijkt dat deze maatstaf te licht is.
Het hof leest verder in die verklaring niet dat ook in 2008 sprake was van voldoende vakmanschap indien met harde voegen en voegmortel werd gewerkt. [getuige] verklaart namelijk slechts dat in de jaren ’60 en ’70 alles gevoegd werd met een cement gebonden voeg. Het hof leidt daar eerder uit af dat ook [getuige] van mening is dat in 2008 met kit gewerkt had moeten worden. Tenslotte verklaart [getuige] niet dat de door [appellant] aangebrachte voegen waterdicht zijn aangebracht. Hij verklaart alleen dat als alles gevoegd is geweest, het zeker wel mogelijk is dat dat soort aansluitingen waterdicht zijn. In dat opzicht valt in die verklaring niet te lezen dat niet vanaf de eerste dag sprake kon zijn van lekkage. Het hof verwijst hierbij ook naar het deskundigenrapport voor zover daarin is vermeld dat de zwaluwstaartplaten aangetast blijken door langdurige blootstelling aan vocht.
Wat het onder b. door [appellant] aangevoerde betreft leest het hof in het rapport van de deskundige Feron niet dat Feron melding maakt welke gebrek(en) de belangrijkste oorzaak of oorzaken vormde(n) voor de lekkage: hij heeft gerapporteerd, samengevat, dat de lekkage is veroorzaakt door een samenloop van verschillende lekkages veroorzaakt door het ontbreken van ventilatiegaten, kimafdichtingen, niet aangebrachte afdichting rond de draingoot en de overige doorbrekingen en niet aangebrachte kimband ter plaatse van de opstand rond de douchevloer.
Aldus is het hof van oordeel dat de door [appellant] gestelde onjuistheden in het rapport van Feron niet bestaan, zodat grief I en II in het principaal appel falen.