In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van de man in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 28 april 2014. De man heeft op 18 december 2014 hoger beroep ingesteld, maar het hof oordeelt dat dit buiten de wettelijke termijn is gebeurd. De man stelt dat hij pas op 2 oktober 2014 op de hoogte was van de beschikking, omdat deze aan hem was betekend. De vrouw betwist dit en stelt dat de man al eerder op de hoogte was, aangezien het verzoekschrift naar zijn geregistreerde adres was verzonden. Het hof heeft ambtshalve vastgesteld dat de man op het moment van verzending op het adres stond ingeschreven en dat hij verantwoordelijk is voor het tijdig ontvangen van post op dat adres. Het hof concludeert dat de man niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep, omdat hij niet binnen de wettelijke termijn heeft ingediend. De wens van partijen om de ontvankelijkheidskwestie te passeren, wordt door het hof niet gehonoreerd, aangezien de termijn voor hoger beroep van openbare orde is. Hierdoor komt het hof niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak.