Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Vereniging van Eigenaars [straatnaam] [woonplaats 1] ,gevestigd te [woonplaats 1] ,
[appellant 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/04/124563/HA ZA 13-228)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- het tegen [geïntimeerde] verleende verstek;
- de memorie van grieven (met vijf producties);
3.De beoordeling
“Omschrijving bekende erfdienstbaarheden, kwalitatieve rechten en verplichtingen en/of bijzondere verplichtingen”het volgende opgenomen:
“10. Met betrekking tot het verkochte zijn de volgende erfdienstbaarheden gevestigd:a. bij akte van transport, negen juli negentienhonderdnegenenvijftig (…) is ten laste van de huidige percelen [woonplaats 1] , [sectieletter 2] nummer [sectienummer 2] en [sectienummer 7] bepaald: “Bij de verkaveling van de bouwterreinen op de voren bedoelde schetstekening aangeduid met de nummers 8, 9, 10, 11 en 12, is door verkoopster bestemd een uitweg ten behoeve van deze terreinen, welke uitweg op deze schetstekening met rode kleur is aangegeven. Bij deze worden gevestigd erfdienstbaarheden van weg, ten behoeve en ten laste van deze erven, hierin bestaande, dat deze erven van deze uitweg kunnen blijven gebruik maken, volgens de bestemming daaraan bij de aanleg gegeven en zoals deze voortvloeit uit de feitelijke toestand ter plaatse”;
is ten laste van het huidige perceel [woonplaats 1] , [sectieletter 2] nummer [sectienummer 3] bepaald: “ten laste van het bij deze verkochte perceel als lijdend erf en ten behoeve van het daarnaast gelegen terrein kadastraal bekend gemeente [woonplaats 1] , [sectieletter 2] nummer [sectienummer 4] als heersend erf, wordt bij deze gevestigd de erfdienstbaarheid van uitweg om te komen en te gaan van- en naar de openbare weg ( [straatnaam] ) hierin bestaande , dat van de ter plaatse geprojecteerde uitweg gebruik zal kunnen worden gemaakt volgens de bestemming daaraan bij de aanleg gegeven, zoals dit gebruik voortvloeit uit de feitelijke toestand ter plaatse”.c. bij akte van transport, tien januari negentienhonderdachtenzestig (…) is ten laste van het huidige perceel [woonplaats 1] , [sectieletter 2] nummer [sectienummer 5] bepaald: “Ten laste van het bij deze verkochte perceel als lijdend erf en ten behoeve van het daarnaast gelegen terrein kadastraal bekend gemeente [woonplaats 1] , [sectieletter 2] nummer [sectienummer 6] (toev. hof: [sectieletter 2] nummer [sectienummer 6] , gezien prod. 3 inl. dagv.
) als heersend erf, wordt bij deze gevestigd de erfdienstbaarheid van uitweg om te komen en te gaan van- en naar de openbare weg ( [straatnaam] ) hierin bestaande, dat van de ter plaatse geprojecteerde uitweg gebruik zal kunnen worden gemaakt volgens de bestemming daaraan bij de aanleg gegeven, zoals dit gebruik voortvloeit uit de feitelijke toestand ter plaatse”.
“Bij de verkaveling van de bouwterreinen, op de vorenbedoelde schetstekening aangeduid met de nummers 3, 4, 5, 6 en 7, is door verkoopster bestemd een uitweg ten behoeve van deze terreinen, welke uitweg op deze schetstekening met rode kleur is aangegeven.”
‘te verklaren voor recht, dat de erfdienstbaarheid van uitweg bestaat ten laste van [straatnaam][nr 2] , kadastraal bekend gemeente [woonplaats 1] , [sectieletter 1] [sectienummer 5] en ten gunste van gemeente [woonplaats 1] , [sectieletter 1] [sectienummer 1] , en toestaat om met voertuigen van dat recht gebruik te maken, met veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van een dwangsom van € 200,=, althans een door de Rechtbank te bepalen dwangsom, voor elke dag of deel daarvan, dat [geïntimeerde] niet voldoet aan de ongestoorde uitoefening van de erfdienstbaarheid van uitweg’.
‘het perceel kadastraal bekend’. [appellanten] hebben verder gesteld dat hun belang bij de vordering gelegen is in het verkrijgen van duidelijkheid. [appellanten] hebben daarbij gewezen op het feit dat zij [geïntimeerde] diverse keren mondeling en schriftelijk hebben benaderd doch dat [geïntimeerde] heeft geweigerd de door hen gestelde erfdienstbaarheid te erkennen. [appellanten] hebben in hun akte verder toegelicht dat de erfdienstbaarheid van uitweg is bedoeld om via de garagepoort van perceel [sectienummer 1] over de uitrit tussen de percelen [sectienummer 3] en [sectienummer 5] naar de [straatnaam] te kunnen gaan en dat gebruik van de grond van perceel [sectienummer 5] nodig is omdat de grond van perceel [sectienummer 3] te smal is voor gebruik met een voertuig. Volgens [appellanten] is de uitrit in totaal 4 meter breed en ligt daarbij de grens tussen de percelen [sectienummer 5] en [sectienummer 3] in het midden.
“Bij deze worden gevestigd erfdienstbaarheden van weg, ten behoeve en ten laste van deze erven, hierin bestaande, dat deze erven van deze uitweg kunnen blijven gebruik maken, volgens de bestemming bij de aanleg gegeven en zoals deze voortvloeit uit de feitelijke toestand ter plaatse.”Voor wat betreft de feitelijke toestand ter plaatse blijkt naar het oordeel van het hof uit de bij de brief van [deskundige] gevoegde kadastertekening dat het hier moet gaan om de ruimte tussen de bebouwing op de percelen [sectienummer 3] en [sectienummer 5] (resp. de kavels 5 en 4). Ook uit de door [appellanten] overgelegde foto’s van de situatie ter plaatse blijkt van die ruimte tussen de bebouwing waarover kan worden uitgeweegd. Het hof zal die ruimte hierna verder ‘uitrit’ noemen.
4.De uitspraak
J.J. Janssen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 1 september 2015.