ECLI:NL:GHSHE:2015:3220

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 augustus 2015
Publicatiedatum
14 augustus 2015
Zaaknummer
F 200.167.130_01 en F 200.167.130_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bewindvoering en verzoek tot wijziging van de bewindvoerder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de rechthebbende tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, waarin het verzoek tot wijziging van de bewindvoerder is afgewezen. De rechthebbende, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.G.P. Voragen, heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking te vernietigen en een nieuwe bewindvoerder aan te stellen. De mondelinge behandeling vond plaats op 7 juli 2015, waarbij de rechthebbende niet ter zitting verscheen, ondanks een behoorlijke oproeping. Het hof heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg en correspondentie tussen de rechthebbende en zijn advocaat.

De rechthebbende heeft aangevoerd dat de huidige bewindvoerder, Mozaïek Bewindvoeringen B.V., niet naar behoren functioneert en dat er sprake is van slechte communicatie en nalatigheid. Hij heeft voorbeelden gegeven van situaties waarin de bewindvoerder niet adequaat heeft gehandeld, wat heeft geleid tot financiële schade voor de rechthebbende. De bewindvoerder heeft echter betwist dat hij niet aan zijn verplichtingen voldoet en heeft verklaard dat de rechthebbende zelf ook verantwoordelijk is voor bepaalde problemen.

Het hof heeft overwogen dat er geen gewichtige redenen zijn om de bewindvoerder te ontslaan en dat de rechthebbende een wisselende houding heeft ten opzichte van de bewindvoerder. Het hof concludeert dat de rechthebbende onvoldoende onderbouwd heeft waarom de bewindvoerder niet kan blijven functioneren. Daarom heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 13 augustus 2015
Zaaknummers: F 200.167.130/01 en F 200.167.130/02
Zaaknummer eerste aanleg: 3469153 BM VERZ 14-4575
in de zaak in hoger beroep van:
[de rechthebbende],
wonende te
[woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. R.G.P. Voragen,
In de onderhavige zaak wordt als belanghebbende aangemerkt:
Mozaïek Bewindvoeringen B.V.,
kantoorhoudende te [vestigingsplaats],
gemachtigde: de heer H. Rongen (hierna: de bewindvoerder).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 11 maart 2015.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 maart 2015, heeft de rechthebbende verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen.
2.2.
Bij beroepschrift, ingekomen op 14 april 2015, heeft de rechthebbende verzocht, bij wijze van voorlopige voorziening, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen en op korte termijn een nieuwe bewindvoerder aan te stellen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 juli 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • mr. Voragen;
  • de bewindvoerder.
2.4.1.
De rechthebbende is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 25 februari 2015;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de rechthebbende d.d. 30 juni 2015;
  • de brief met bijlagen van de bewindvoerder d.d. 3 juli 2015;
  • het ter zitting door de advocaat van de rechthebbende overgelegde stuk, te weten: de e‑mailwisseling tussen de rechthebbende en zijn advocaat d.d. 6 juli 2015.
2.5.1.
Het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de rechthebbende d.d. 30 juni 2015, de brief met bijlagen van de bewindvoerder d.d. 3 juli 2015 en het ter zitting door de advocaat van de rechthebbende overgelegde stuk zijn ingekomen buiten de in het ‘procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven’ gestelde termijn.
De bewindvoerder en de rechthebbende hebben hiertegen over en weer geen bezwaar gemaakt. Gelet op het feit dat deze stukken kort en eenvoudig te doorgronden zijn, heeft het hof beslist dat deze stukken worden toegelaten.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking d.d. 31 augustus 2007 zijn de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende onder bewind gesteld.
De huidige bewindvoerder is Mozaïek Bewindvoeringen B.V. (voornoemd).
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het mondeling ter zitting gewijzigde verzoek van de rechthebbende tot wijziging van de bewindvoerder afgewezen.
3.3.
De rechthebbende kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De rechthebbende heeft zijn verzoekschriften, zoals aangevuld ter zitting, het volgende aangevoerd.
De bewindvoerder heeft zowel vóór de zitting in eerste aanleg als direct na die zitting te kennen gegeven, te zullen instemmen met zijn ontslag en benoeming van een opvolgend bewindvoerder. Niettemin heeft de bewindvoerder verweer gevoerd ter zitting in eerste aanleg en daarbij geschermd met stukken die hij niet heeft overgelegd.
Voorts heeft de bewindvoerder geen antwoord gegeven op de vraag of hij een belangrijke brief van het UWV heeft ontvangen, betreffende het stopzetten van de uitkering van de rechthebbende door het UWV. Volgens de rechthebbende heeft de bewindvoerder deze brief ontvangen, maar daar niets mee gedaan, hetgeen de rechthebbende € 4.000,- heeft gekost. Door ingrijpen van zijn advocaat is dit probleem verholpen.
De WAJONG-uitkering van de rechthebbende is in het verleden ook al stopgezet vanwege het stilzitten van de bewindvoerder. Recent heeft zich een vergelijkbaar incident voorgedaan. De advocaat van de rechthebbende heeft bezwaar aangetekend, hetgeen weinig moeite kostte, maar de rechthebbende € 5.000,- heeft opgeleverd.
Thans is de zorgtoeslag van de rechthebbende weer gestopt, waartegen de bewindvoerder niets heeft ondernomen. Tevens zijn afspraken gemaakt met de verhuurder van de rechthebbende, waarover de rechthebbende niet wordt geïnformeerd.
In algemene zin is de communicatie zeer slecht te noemen en de bewindvoerder is zeer slecht bereikbaar. De heer [persoonlijk begeleider], zijn persoonlijke begeleider, kan dit beamen.
3.5.
De bewindvoerder geeft in zijn brief d.d. 15 juni 2015, overgelegd bij voormelde brief d.d. 3 juli 2015, zoals aangevuld ter zitting – kort samengevat – het volgende aan.
De heer [persoonlijk begeleider] heeft bij brief d.d. 14 juli 2014 om opheffing van het bewind gevraagd en gelijktijdig aangegeven geen contact meer met de rechthebbende te hebben. De rechthebbende heeft hierover verklaard dat, nu hij onder behandeling stond van Rimo, geen bemoeienis meer van de heer [persoonlijk begeleider] wenste.
In een gesprek met RIMO en de huurbaas zijn afspraken gemaakt en heeft de rechthebbende te kennen gegeven de bewindvoering te willen behouden. De bewindvoerder verwijst naar een handgeschreven brief van de rechthebbende aan de kantonrechter d.d. 17 november 2014 waarin zulks wordt bevestigd. Het verzoek van de rechthebbende om opheffing van het bewind is vervolgens afgewezen.
Naar aanleiding van het namens de rechthebbende ingestelde appel, heeft de bewindvoerder de rechthebbende uitgenodigd voor een gesprek op 7 juni 2015. Daarbij heeft de rechthebbende aangegeven dat hij geen weet heeft van het hoger beroep en dat hij wenst dat het bewind uitgevoerd door Mozaïek Bewindvoeringen B.V. gewoon doorloopt. De bewindvoerder verwijst naar een handgeschreven brief van de rechthebbende (d.d. 15 juni 2015) waarin zulks wordt bevestigd.
De bewindvoerder stelt dat er weinig ‘marge’ zit in de financiële middelen van de rechthebbende. De rechthebbende heeft verschillende boetes gekregen voor zwartrijden. Daarnaast gaat veel van het geld dat hem ter beschikking wordt gesteld op aan drugs. Zonder de begeleiding van (thans) RIMO, heeft het bewind weinig zin, aldus de bewindvoerder.
De kwestie met betrekking tot het UWV zou destijds door de heer [persoonlijk begeleider] geregeld worden. De bewindvoerder heeft het aan hem overgelaten, in overweging nemende dat (begeleiders zoals) maatschappelijk werkers, zaken vaak sneller geregeld krijgen.
3.6.
De advocaat van de rechthebbende heeft ter zitting van het hof, in aanvulling op het standpunt van de rechthebbende zoals verwoord in de beroepschriften, aangevoerd dat hij zich heeft verbaasd over de inhoud van de door de bewindvoerder bij brief d.d. 3 juli 2015 overgelegde stukken. Hij verwijst naar een e-mailbericht d.d. 6 juli 2015 waarin de rechthebbende wederom heeft verklaard dat hij ‘van Mozaïek af wilt’.
De advocaat merkt voorts op dat het hem bevreemd dat, in het licht van het bezwaar van de rechthebbende dat de bewindvoerder zo slecht bereikbaar is voor hem, op het moment dat een procedure wordt gestart en op het moment dat de rechthebbende in appel gaat, er een afspraak met de rechthebbende alleen wordt gemaakt. De rechthebbende heeft hierover zelf verklaard dat bij die bespreking hem de toezegging was gedaan dat hij meer geld zou ontvangen als hij het hoger beroep zou intrekken.
De heer [persoonlijk begeleider] behartigt op dit moment wederom de belangen van de rechthebbende, aldus zijn advocaat.
De advocaat van de rechthebbende benoemt voorts een incident waarbij de rechthebbende ‘op straat stond’ en de bewindvoerder niet bereikbaar was om de rechthebbende geld ter beschikking te stellen.
3.7.
Het hof overweegt het volgende.
In de zaak met nummer F 200.167.130/01
3.7.1.
Op grond van artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 BW wordt door de kantonrechter op verzoek van degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken aan de bewindvoerder ontslag verleend wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden.
3.7.2.
Het hof stelt voorop dat niet is gesteld of gebleken dat de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden.
3.7.3.
Het hof is voorts van oordeel dat geen sprake is van gewichtige redenen als hiervoor bedoeld.
Het hof neemt hierbij in overweging dat de rechthebbende ten opzichte van de bewindvoerder een sterk wisselende houding laat zien. Het hof verwijst enerzijds naar het (gewijzigde) verzoek tot wijziging van de bewindvoerder en het appel tegen de afwijzende beslissing van de kantonrechter, alsmede de in dat kader opgeworpen bezwaren tegen de persoon van de bewindvoerder en anderzijds naar de bereidheid van de rechthebbende om met de bewindvoerder in gesprek te gaan en afspraken te maken en, in het verlengde daarvan, terug te komen op zijn verzoek in eerste aanleg en in hoger beroep tot wijziging van de bewindvoerder.
De rechthebbende heeft zijn standpunt zo vaak gewijzigd dat het hof ernstig twijfelt aan het gewicht en de feitelijke achtergrond van de door de rechthebbende aangevoerde bezwaren tegen continuering van het bewind van de huidige bewindvoerder.
Daarbij komt dat de bewindvoerder heeft verklaard wel degelijk te kunnen samenwerken met de rechthebbende en dat de bewindvoerder de stelling van de rechthebbende dat hij zijn werkzaamheden niet naar behoren zou uitvoeren, gemotiveerd heeft weersproken. De (onbetwiste) stelling van de bewindvoerder dat de heer [persoonlijk begeleider] de kwestie met betrekking tot het UWV zou regelen, acht het hof – mede in het licht van het voren overwogene – voldoende om te concluderen dat in deze van nalaten aan de zijde van de bewindvoerder, geen sprake is. De andere kwesties zijn door de rechthebbende niet althans onvoldoende onderbouwd.
3.8.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
In de zaak met nummer F 200.167.130/02
3.9.
De advocaat van de rechthebbende heeft het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ter zitting ingetrokken.
Het hof zal dit verzoek derhalve afwijzen.

4.De beslissing

Het hof:
in de zaak met nummer F 200.167.130/01:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 11 maart 2015;
wijst af het meer of anders verzochte,
in de zaak met nummer F 200.167.130/02:
wijst af het verzoek van de rechthebbende tot het treffen van een voorlopige voorziening.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H.J.M Mertens-Steeghs, E.A.M. Scheij en A.J. van de Rakt en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2015.