De moeder voert, kort samengevat, het volgende aan.
In de relatie tussen partijen was sprake van huiselijk geweld. In de stressvolle periode na het beëindigen van de relatie heeft de moeder enige tijd haar toevlucht gezocht in stimulerende middelen: voornamelijk softdrugs en soms alcohol. Daarbij is van belang dat bij de moeder ook sprake is van persoonlijkheidsproblematiek (onder meer ADHD).
De moeder heeft het roer omgegooid. Zij heeft passende hulpverlening aanvaard, is gestopt met het middelengebruik en heeft zich daarna, van 10 december 2014 tot en met 7 januari 2015, vrijwillig laten opnemen bij het Vincent van Gogh Instituut in [vestigingsplaats], waarbij onder meer aandacht is besteed aan ontwenning. Thans krijgt de moeder drie dagen in de week ambulante behandeling. Hierbij wordt aandacht besteed aan het weerstand bieden tegen de verleiding om middelen te gebruiken. De moeder reageert goed op de ADHD-medicatie. Tweemaal per week vinden urinecontroles plaats. De moeder is in de periode van een half jaar slechts drie maal positief getest op cannabis, op momenten dat zij een moeilijke tijd doormaakte.
Hoewel de positieve ontwikkelingen nog pril zijn, wijst de moeder erop dat zij therapie- en afsprakentrouw is en dat een verzoek van de stichting om [zoon] uit huis te plaatsen, nu het met de moeder aanzienlijk beter gaat, is afgewezen. De moeder hoopt dat in de toekomst de relatie en de samenwerking met de gezinsvoogden zal verbeteren. De stichting is thans veelal op de achtergrond aanwezig en de gezinsvoogden zijn slechts eenmaal bij de moeder thuis geweest.
De moeder heeft altijd alleen voor [dochter] gezorgd. De vader had hierin geen rol. De gezinsvoogden en de raad hebben erkend dat de moeder de kinderen goed verzorgt en dat de kinderen graag bij de moeder zijn. Dit wordt eveneens gezien door de persoonlijk begeleidster van de moeder, mevrouw [begeleidster] , van wie zij veel steun ervaart.
De moeder wijst er voorts op dat de vader nog zeer recentelijk is ontslagen uit een ontwenningskliniek en thans nog regelmatig (hard)drugs en alcohol gebruikt. De zorgen van de moeder worden echter niet serieus genomen. De vader heeft in het kader van het raadsonderzoek te kennen gegeven niet fulltime voor [dochter] te kunnen zorgen. [dochter] is drie kilo afgevallen. De moeder krijgt de indruk dat de vader geen gezonde maaltijden kan bereiden. Slechts in de uren tussen de buitenschoolse opvang en bedtijd zorgt de vader voor [dochter] . In het weekend is [dochter] bij de moeder.
Volgens de moeder heeft de vader alleen om wijziging van het hoofdverblijf verzocht omdat de stichting een verzoek om een machtiging uithuisplaatsing had gedaan. Partijen waren het er in het verleden over eens dat [dochter] het hoofdverblijf bij de moeder zou hebben, mits de moeder hulpverlening zou aanvaarden, hetgeen thans het geval is. Plaatsing bij de vader was voorheen ook nimmer de insteek van de stichting of de raad. Voorts acht de moeder het wenselijk dat de hulpverlening van [dochter] en [zoon] van dezelfde instantie komt, dat zij samen opgroeien en dat zij naar dezelfde school gaan.
De relatie tussen partijen is behoorlijk verstoord. Het is volgens de moeder verstandig om (voorlopig) een contactregeling goed vast te leggen. Als [dochter] weer bij de moeder komt wonen, zal zij zorgdragen voor een goede zorgregeling met de vader, waarbij zij haar eventuele zorgen genuanceerd bij de gezinsvoogden zal neerleggen en de strijd met de vader niet zal oppakken.
Subsidiair verzoekt de moeder de feitelijke zorgregeling tussen haar en [dochter] te formaliseren en te bepalen dat [dochter] ieder weekend bij de moeder doorbrengt.