In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een naheffingsaanslag loonheffingen en een verzuimboete die door de inspecteur van de Belastingdienst is opgelegd aan de belanghebbende. De inspecteur had in 2006 een verklaring afgegeven voor geen privégebruik van de auto, maar na een controle concludeerde hij dat de belanghebbende niet voldeed aan de voorwaarden voor deze verklaring. De rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, omdat hij niet overtuigend had aangetoond dat hij de auto voor minder dan 500 kilometer privé had gebruikt. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank, maar oordeelde dat de opgelegde verzuimboete te hoog was. De inspecteur had een verzuimboete van € 2.847 opgelegd, maar het Hof verminderde deze tot € 829, omdat het Hof van mening was dat er sprake was van een marginaal verzuim. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet overtuigend had aangetoond dat hij de auto voor minder dan 500 kilometer privé had gebruikt, maar dat de omstandigheden van de zaak een lagere boete rechtvaardigden. De belanghebbende had ook recht op terugbetaling van het griffierecht dat hij had betaald voor de procedure bij de rechtbank. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, maar alleen voor wat betreft de boete, en de belanghebbende werd in de proceskosten vergoed.