Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
9.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 2 december 2014;
- de akte uitlating prejudiciële vragen d.d. 16 december 2014 van [appellante].
10.De verdere beoordeling
…in beginsel als uitgangspunt kan gelden het in de branche waarin beide partijen opereren gebruikelijke incasso percentage”heeft [appellante] voorgesteld “
….in beginsel als uitgangspunt dient te gelden het in de incassobranche gebruikelijke incassopercentage”.
Is daarbij tevens van belang of de schuldenaar zelf ook dat percentage hanteert in de verhouding tot zijn schuldenaren?”tussen “
dat”en “
percentage”toe te voegen “
of een vergelijkbaar percentage”.
de tarieven volgens welke zodanige kosten aan de opdrachtgevers gewoonlijk in rekening worden gebracht”zoals opgenomen in artikel 242 Rv. bedoeld het in de incassobranche gebruikelijke percentage en niet het percentage dat in de specifieke branche waarin partijen actief zijn, gebruikelijk is.
kunnenkomen is reeds duidelijk. Een vraag of dergelijke kosten
steedstoegewezen dienen te worden is niet aan de orde, omdat daarop in algemene zin hoe dan ook geen bevestigend antwoord is te geven. De eis dat het om
redelijkekosten moet gaan geldt immers onverkort.
jegens de schuldenaarredelijk moeten zijn . Gelet hierop heeft het hof in zijn voorgestelde vraag 2 de werkelijke kosten (tussen haakjes) nader omschreven als daadwerkelijk gemaakte uren door de rechtshulpverlener maal een redelijk uurtarief. Indien de Hoge Raad van oordeel is dat het begrip “daadwerkelijke kosten” een andere en/of ruimere betekenis toekomt, kan dat in de beantwoording van de vraag aan de orde komen. De door het hof geformuleerde vraag biedt daarvoor naar het oordeel van het hof ruimte. Bovendien heeft vraag 4 ook betrekking op dit punt.
het in de incassobranche gebruikelijke percentage”gaat er naar het oordeel van het hof aan voorbij dat er geen sprake is van “
één incassobranche”. Gelet hierop en op de in art. 242 Rv. gestelde eis dat de kosten
jegens de schuldenaarredelijk moeten zijn, heeft het hof de formulering “
in de branche waarin beide partijen opereren gebruikelijk incasso percentage” gehanteerd. Indien de Hoge Raad aan de in art. 242 Rv. vervatte zinsnede “
gelet op de tarieven volgens welke zodanige kosten aan de opdrachtgevers gewoonlijk in rekening worden gebracht” een andere en/of ruimere betekenis toekent, kan dat in de beantwoording van de vraag aan de orde komen. De door het hof geformuleerde vraag biedt daarvoor naar het oordeel van het hof ruimte.
of een vergelijkbaar percentage”aan de vraag of het uitmaakt of de schuldenaar zelf ook het door de schuldenaar gehanteerde percentage gebruikt in verhouding tot zijn schuldenaren, neemt het hof niet over, omdat niet duidelijk is wat “
een vergelijkbaar percentage” is. Bovendien geldt ook hier dat, indien de Hoge Raad deze vraag bevestigend zou beantwoorden en daarbij tevens van oordeel zou zijn dat ook een in (zeer) geringe mate afwijkend percentage relevant is, dat in de beantwoording van de vraag aan de orde kan komen.
in beginsel als uitgangspunt kan gelden”conform het voorstel van [appellante] wordt vervangen door “
in beginsel als uitgangspunt dient te gelden”.