In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep van [B.V.] B.V. tegen Aannemersbedrijf [Aannemersbedrijf] B.V. De zaak is een vervolg op een eerder tussenarrest van 15 juli 2014, waarin het hof [B.V.] had toegelaten om te bewijzen dat zij met Nieuwe Borg Projectontwikkeling B.V. was overeengekomen dat zij bepaalde werkzaamheden zou uitvoeren. Het hof heeft in deze tussenuitspraak de nummering van het eerdere tussenarrest voortgezet en het verdere verloop van de procedure uiteengezet.
Het hof heeft vastgesteld dat Nieuwe Borg op 25 februari 2014 failliet is verklaard, wat heeft geleid tot een schorsing van de procedure tussen [B.V.] en Nieuwe Borg. De advocaat van Aannemersbedrijf [Aannemersbedrijf] heeft verzocht om arrest in de zaak tussen [B.V.] en Aannemersbedrijf. In de beoordeling heeft het hof geoordeeld dat de vordering van [B.V.] tegen Aannemersbedrijf zal worden afgewezen, en dat [B.V.] in het ongelijk is gesteld in het hoger beroep tegen Aannemersbedrijf.
In de uitspraak heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd voor zover het betreft de zaak tussen [B.V.] en Aannemersbedrijf. Tevens is [B.V.] veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die zijn begroot op een totaalbedrag van € 9.672,-, inclusief griffierecht en advocaatkosten. Het arrest is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is openbaar uitgesproken op 3 februari 2015.