Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
- i) Primair: € 2.435 (2,5 punt voor beroepschrift, repliek en zitting; wegingsfactor 2)
- ii) Subsidiair: € 1.826,25 (idem, maar wegingsfactor 1,5)
- iii) Meer subsidiair: € 1.217,50 (idem, maar wegingsfactor 1) plus € 330 voor ‘taxatietechnische werkzaamheden’ (6 uur x € 55 per uur), derhalve in totaal € 1.547,50.
4.Gronden
Stcrt.2014, 37105). Nu voorts de door de Rechtbank toegekende vergoeding van reiskosten niet in geschil is, zal de proceskostenvergoeding voor de beroepsfase worden vastgesteld op € 53 plus € 1.225 is € 1.278.
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank doch enkel wat betreft de beslissing omtrent de proceskostenvergoeding;
- veroordeelt de Heffingsambtenaar in de kosten van het geding bij de Rechtbank aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1.278;
- gelast dat de Heffingsambtenaar aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 122 vergoedt;
- veroordeelt de Heffingsambtenaar in de kosten van het geding bij het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 367,50.