Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond;
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank;
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 juli 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2010, waarbij belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan. De Inspecteur heeft de aanslag opgelegd op basis van een redelijke schatting, wat leidde tot een verzuimboete. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld.
Tijdens de zitting op 12 juni 2015 heeft belanghebbende, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunten toegelicht. Belanghebbende betwistte de hoogte van de belastbare winst uit onderneming en de opgelegde boete. Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende niet tijdig aangifte heeft gedaan en dat de Inspecteur in redelijkheid de aanslag heeft kunnen vaststellen. Het Hof oordeelde dat de boete van € 226 passend en geboden is, gezien de omstandigheden van de zaak.
Het Hof heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. Belanghebbende heeft niet overtuigend aangetoond dat hij recht heeft op hogere aftrekken dan de Inspecteur heeft vastgesteld. De uitspraak van het Hof biedt inzicht in de toepassing van de omkering en verzwaring van de bewijslast in belastingzaken, evenals de voorwaarden voor het opleggen van verzuimboetes.