Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Stichting [stichting],gevestigd te [vestigingsplaats],
Kinderopvang Onroerend Goed B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats],
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/01/280340/KG ZA 14-393)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven tevens incidentele memorie tot het instellen van een provisionele vordering (met producties);
- de memorie van antwoord in het incident;
- de memorie van antwoord in principaal appel tevens houdende memorie van grieven in (voorwaardelijk) incidenteel appel;
- de intrekking van het incident op de rol van 3 februari 2015;
- de akte wijziging van eis van [bouwbedrijf A];
- het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd en [bouwbedrijf A] haar eis heeft gewijzigd/verminderd.
3.De beoordeling
De werkzaamheden betroffen in hoofdlijnen het realiseren van de (nieuwbouw)school inclusief alle bijbehorende werktuigbouwkundige en elektrotechnische installatiewerkzaamheden, de sloop van het bestaande gebouw en de inrichting van de openbare ruimte, alsmede de coördinatie van eventuele onderaannemers.
Het budget van de opdracht was maximaal € 3.920.000.
Op de aanbesteding zijn van toepassing de Aanbestedingswet 2012 (hierna: Aw 2012), de ARW 2012 en de UAV 2012.
"Om in aanmerking te kunnen komen voor deelname aan de gunningfase voldoet u aan het gestelde in deze selectieleidraad en zijn er geen uitsluitingsgronden op u van toepassing. Daarnaast moet u voldoen aan de gestelde geschiktheidseisen. Vervolgens worden de aanmeldingen beoordeeld aan de hand van selectiecriteria. De vijf aanmeldingen met de hoogste score ontvangen een uitnodiging tot inschrijving."
"4.2.2 Veiligheid (VCA)De gegadigde beschikt over een geldig en relevant VCA-certificaat op het moment van aanmelden, inschrijven en gedurende de realisatie. Van de geselecteerde gegadigden wordt gevraagd een kopie van het betreffende certificaat te overleggen."
– de tussentijdse nota van inlichtingen van 11 maart 2014;
– de kennisgeving van aanvullende informatie, informatie over een onvolledige procedure of rectificatie van 17 maart 2014;
– de definitieve nota van inlichtingen van 17 maart 2014;
– de deelbestekken 1, 2 en 3 van 11 april 2014;
– de gunningsleidraad van 11 april 2014.
In eerste aanleg heeft [bouwbedrijf A] daarom primair gevorderd de voorlopige gunningsbeslissing ongeldig te verklaren of te vernietigen en, als [stichting] c.s. nog steeds tot gunning van de opdracht wenste over te gaan, die opdracht aan [bouwbedrijf A] te gunnen. Subsidiair heeft zij intrekking, ongeldigverklaring of vernietiging van de (voorlopige) gunningsbeslissing gevorderd met herbeoordeling van de inschrijvingen.
De voorzieningenrechter heeft hiertoe overwogen dat [stichting] c.s. een gecertificeerd veiligheidssysteem (VCA-certificaat) heeft verlangd, maar dat een aanbestedende dienst ook andere bewijzen inzake gelijkwaardige maatregelen op het gebied van kwaliteitsbewaking moet aanvaarden, zodat een aanbestedende dienst een inschrijver niet mag uitsluiten op de enkele grond dat deze geen gecertificeerd veiligheidssysteem heeft. De voorzieningenrechter heeft voorts overwogen dat de kwaliteitsnorm inzake de veiligheidsminimumeisen om de opdracht uit te voeren niet op een duidelijke, precieze en ondubbelzinnige wijze in de aanbestedingsdocumenten is geformuleerd en dat dit in strijd is met de algemene beginselen van de Aanbestedingswet, terwijl bovendien de beoordeling van (het kwaliteitssysteem) van de inschrijvers de nodige transparantie mist. Dit heeft de voorzieningenrechter tot de conclusie gebracht dat het gelijkheids- en transparantiebeginsel en het verbod van willekeur zijn geschonden zodat van een behoorlijke aanbestedingsprocedure niet kan worden gesproken. Daarom is de vordering van [bouwbedrijf A] strekkende tot intrekking van de voorlopige gunningsbeslissing toewijsbaar geacht, terwijl de overige vorderingen niet toewijsbaar zijn bevonden.
grief 1bestrijdt [bouwbedrijf A] in de eerste plaats het oordeel van de voorzieningenrechter dat [stichting] c.s. de beginselen van het aanbestedingsrecht heeft geschonden door ongeldige geschiktheidseisen te hanteren. De voorzieningenrechter treedt daarmee volgens [bouwbedrijf A] volledig buiten de rechtsstrijd zoals door partijen gedefinieerd.
Voorts heeft [bouwbedrijf A] in het kader van deze grieven aangevoerd dat het alternatieve veiligheidssysteem van [bouwbedrijf B] niet gelijkwaardig is aan het met het VCA-certificaat verbonden veiligheidssysteem.
[stichting] c.s. deelt het standpunt van [bouwbedrijf A] dat de voorzieningenrechter buiten de rechtsstrijd is getreden, maar bestrijdt dat het veiligheidssysteem van [bouwbedrijf B] niet gelijkwaardig is aan het VCA-systeem.
Tussen partijen is niet in geschil dat het in de aanbestedingstukken opgenomen vereiste inzake het VCA-certificaat duidelijk is, en dat het geschil tussen partijen er slechts om gaat of [bouwbedrijf B] over gelijkwaardige kwalificaties beschikt.
Met zijn oordeel dat het gelijkheids- en transparantiebeginsel en het verbod van willekeur zijn geschonden is de voorzieningenrechter buiten de rechtsstrijd getreden zodat diens vonnis wat dit betreft geen stand kan houden.
Vanwege SSVV is bij e-mail van 13 juni 2014 (productie 18 bij Overzicht producties) opgemerkt dat het certificaat van Aquatest niet gelijkwaardig is, omdat Aquatest geen certificatie-instelling is en geen bevoegdheid heeft een VCA certificaat uit te geven. Vanwege Bouwend Nederland is bij e-mail van 17 juni 2014 (productie 20 bij Overzicht producties) ook opgemerkt dat Aquatest niet is opgenomen op de lijst van certificerende instanties. Voorts wordt in deze e-mail opgemerkt dat Aquatest geen informatie heeft gegeven over de inhoud en status van haar certificaat.
In de e-mail van 4 augustus 2014 (productie 24 bij Overzicht producties) wordt door [medewerker van SSVV] van SSVV opgemerkt dat een VCA-certificaat alleen kan worden verkregen en behouden als alle operationele medewerkers van het bedrijf in het bezit zijn van een diploma Basisveiligheid VCA of een diploma Veiligheid voor Operationeel Leidinggevenden VCA; voorts dat het VGM handboek van [bouwbedrijf B] zeker de indruk wekt dat bij de samenstelling daarvan is gekeken naar de VCA; het enkele bestaan van een VGM handboek zegt echter weinig, en daarom is de controle/audit of aan de normen en eisen wordt voldaan en de kwaliteit daarvan van essentieel belang.
De veiligheidsdeskundige [veiligheidsdeskundige] heeft opgemerkt dat het handboek van [bouwbedrijf B] absoluut niet gelijkwaardig is aan het VCA systeem, hetgeen hij heeft toegelicht in een rapportage van 24 juli 2014 (productie 25 bij Overzicht producties).
Daartegenover heeft [stichting] c.s. erop gewezen dat door BIZOB een uitvoerige controle is uitgeoefend ten aanzien van de vraag of het door [bouwbedrijf B] overgelegde certificaat gelijkwaardig was aan het VCA-certificaat, en heeft zij een rapportage van Complan (productie c eerste aanleg) overgelegd, met als conclusie dat met het VGM handboek van [bouwbedrijf B] alle mustvragen en ten minste 6 aanvullende vragen positief beantwoord kunnen worden en dat het VGM handboek van [bouwbedrijf B] BV derhalve voldoet aan de VCA**-certificatienorm.
Verder kan uit de opmerkingen van SSVV en Bouwend Nederland, gelet op het rapport van Complan, niet worden afgeleid dat het VGM handboek dat door [bouwbedrijf B] wordt gehanteerd zodanig afwijkt van de in het kader van het VCA-certificaat gehanteerde regels dat dit handboek onvoldoende is. Weliswaar heeft [veiligheidsdeskundige] meegedeeld dat het VGM-handboek niet gelijkwaardig is aan het VCA-handboek, maar daartegenover staat de mededeling van Complan dat wel van gelijkwaardigheid sprake is.
De stelling van [bouwbedrijf A] dat geen audits plaatsvinden is door [stichting], gesteund door het rapport van Complan, uitdrukkelijk bestreden, en door [bouwbedrijf A] niet nader onderbouwd. Door [medewerker van SSVV] wordt voorts opgemerkt dat een VCA certificaat alleen kan worden verkregen en behouden als alle operationele medewerkers in het bezit zijn van een diploma Basisveiligheid VCA of een diploma Veiligheid voor Operationeel Leidinggevenden VCA; uit het rapport van Complan (blad 2) kan worden opgemaakt dat aan dit vereiste wordt voldaan, zij het dat voor Complan de certificaten niet beschikbaar waren. Echter, uit het feit dat aan [bouwbedrijf B] een maand later (in augustus 2014) een VCA**-certificaat is uitgereikt (zoals tijdens de zitting is gebleken) acht het hof het aannemelijk dat ook al ten tijde van de aanbestedingsprocedure over deze diploma's werd beschikt, en daarnaast ook in het algemeen werd voldaan aan de VCA-vereisten.
Dit leidt ertoe dat de vordering van [bouwbedrijf A] moet worden afgewezen.
Voor zover de vordering van [bouwbedrijf A] zich richt op de aanvankelijke aanbestedingsprocedure is toewijzing niet mogelijk omdat deze procedure is ingetrokken.
Voor zover de vordering zich richt op de aangekondigde nieuwe procedure is de vordering, zo al mogelijk, prematuur omdat die aanbesteding nog niet is ingezet.
Het vonnis van de voorzieningenrechter zal worden vernietigd en de vordering van [bouwbedrijf A] zal worden afgewezen.
[bouwbedrijf A] moet worden aangemerkt als in het ongelijk gestelde partij, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, zodat zij in beide instanties wordt veroordeeld in de kosten van het geding.