6.2.Het gaat in deze zaak om het volgende.
6.2.1.[geïntimeerden] zijn eigenaar van de woning met erf aan de [adres 1] te [woonplaats 2], kadastraal bekend gemeente [woonplaats 2], [sectieletter 1], nummer [sectienummer 1].
6.2.2.[appellant] is sinds 1996 eigenaar van de naastgelegen woning met erf aan de [adres 2] te [woonplaats 2], kadastraal bekend gemeente [woonplaats 2], [sectieletter 1], nummer [sectienummer 2].
6.2.3.Bij notariële akte van 28 juni 1968 (productie 2 inleidende dagvaarding) is een erfdienstbaarheid van weg gevestigd, die inhoudt dat de eigenaar van het perceel aan de [adres 2] (thans [appellant]) de oprit die is gelegen tussen de huizen [adres 1] en [adres 2] mag gebruiken
"ter breedte van ongeveer twee meter zeventig centimeter lopende vanaf de openbare weg tot aan de stallen".
6.2.4.Na 28 juni 1968 is achter de woning van het heersend erf ([adres 2]) een verhoogd en ommuurd terras aangelegd. Het muurtje van dit terras aan de zijde van het dienend erf staat op de erfgrens van de beide percelen.
6.2.5.Bij brief van 30 september 2011 (productie 5 inleidende dagvaarding) heeft de advocaat van [geïntimeerden] aan [appellant] laten weten dat hij de erfdienstbaarheid te ruim opvat en dat [geïntimeerden] van plan zijn om tegen de erfgrens een afrastering te plaatsen, met een zodanige uitsparing dat [appellant] via de oprit van [geïntimeerden] te voet zijn achtertuin kan bereiken. [geïntimeerden] hebben een hekwerk geplaatst.
6.2.6.In de inleidende dagvaarding van 2 maart 2012 hebben [geïntimeerden] gevorderd dat de rechtbank:
- verklaart voor recht dat het de eigenaar van het perceel kadastraal bekend gemeente [woonplaats 2], [sectieletter 1], nummer [sectienummer 2], op grond van de op 28 juni 1968 gevestigde erfdienstbaarheid van weg, is toegestaan vanaf de openbare weg over de ter plekke bestaande oprit met een breedte van ongeveer 2.70 meter en een lengte van 11.15 meter te komen en gaan over het perceel, kadastraal bekend gemeente [woonplaats 2], [sectieletter 1], nummer [sectienummer 1],
- [appellant] op straffe van verbeurte van een dwangsom gelast de op 28 juni 1968 gevestigde erfdienstbaarheid van weg te respecteren, in dier voege dat [appellant] enkel gebruik mag maken van dat deel van de oprit van [geïntimeerden] waarvoor de erfdienstbaarheid van weg is gevestigd, derhalve dat [appellant] gebruik mag maken van de oprit van [geïntimeerden] met een breedte van ongeveer 2.70 meter en een lengte van 11.15 meter, en
- [appellant] zal veroordelen in de proceskosten.
6.2.7.[geïntimeerden] hebben daartoe gesteld dat [appellant] de erfdienstbaarheid niet respecteert. Volgens [geïntimeerden] vat [appellant] de erfdienstbaarheid te ruim op aangezien hij niet alleen gebruik maakt van de oprit tot aan de plek waar de stal heeft gestaan, maar ook van het stuk oprit van [geïntimeerden] dat daarachter is gelegen.
6.2.8.[appellant] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. In reconventie heeft hij gevorderd dat de rechtbank [geïntimeerden] op straffe van verbeurte van een dwangsom zal gelasten om het door [geïntimeerden] opgerichte hekwerk, zoals te zien op de als productie 4 bij de inleidende dagvaarding van 2 maart 2012 overgelegde foto’s van de oprit, te verwijderen en vervolgens ook verwijderd te houden, met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van deze procedure met inbegrip van de nakosten.
6.2.9.[geïntimeerden] hebben verweer gevoerd tegen de vordering in reconventie.
6.2.10.Bij tussenvonnis van 17 oktober 2012 heeft de rechtbank een plaatsopneming en een comparitie van partijen bevolen, die hebben plaatsgevonden op 7 december 2012. Daarna is een datum bepaald voor vonnis.
6.2.11.In het bestreden eindvonnis heeft de rechtbank de vordering in conventie toegewezen en de vordering in reconventie afgewezen. [appellant] is in conventie en in reconventie in de proceskosten veroordeeld, aan de zijde van [geïntimeerden] begroot op € 1.959,64.