ECLI:NL:GHSHE:2015:2386

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 juni 2015
Publicatiedatum
30 juni 2015
Zaaknummer
HR 200.161.044-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling in verband met psychosociale problematiek

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toelating van de appellant tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. De appellant had eerder een verzoek ingediend, maar de behandeling was aangehouden om hem de gelegenheid te geven een rapportage van zijn psychische hulpverlener over te leggen. Deze rapportage was bedoeld om inzicht te geven in de aard van zijn psychische klachten, de behandelingen die hij had ondergaan, en de vooruitzichten op herstel. De appellant had een rapportage ingediend van Psychologenbureau [psychologenbureau] en een addendum van [registerpsycholoog].

Het hof heeft de inhoud van deze rapportages beoordeeld en geconcludeerd dat de appellant nog niet in staat is om aan de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling te voldoen. De behandeling van zijn psychosociale problematiek, die geïndiceerd was door de registerpsycholoog, was nog niet aangevangen. Het hof benadrukt dat een te vroege toelating tot de schuldsanering ernstige gevolgen kan hebben, waaronder een langdurige uitsluiting van toekomstige verzoeken tot toelating. Het hof heeft daarom besloten dat de appellant niet voldoet aan de vereisten van artikel 288 lid 1 sub c van de Faillissementswet en heeft het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de psychische toestand van de schuldenaar en de noodzaak om eerst de behandeling te starten voordat een verzoek tot schuldsanering kan worden overwogen. Het hof heeft de appellant de mogelijkheid geboden om in de toekomst opnieuw een verzoek in te dienen, mits hij kan aantonen dat zijn psychosociale problematiek duurzaam beheersbaar is.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak : 25 juni 2015
Zaaknummer : HR 200.161.044/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/02/290074/FT RK 2014-1804
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. V.M.C. Verhaegen.
als vervolg op het door dit hof op 15 januari 2015 gewezen tussenarrest.

5.Het tussenarrest van 15 januari 2015

Bij dit arrest heeft het hof de behandeling van de zaak aangehouden teneinde [appellant] in de gelegenheid te stellen om, uiterlijk op de in het dictum van dit arrest vermelde pro-forma datum, een rapportage van zijn psychische hulpverlener, Psychologenbureau [psychologenbureau] te [vestigingsplaats], in het geding te brengen waaruit ten minste blijkt wat de aard van de psychische klachten is (geweest), welke behandeling(en) [appellant] hiervoor heeft ontvangen of nog ontvangt, wanneer de behandeling(en) is/zijn aangevangen, wanneer de behandeling(en) (naar verwachting) zal/zullen kunnen worden beëindigd en of de psychosociale problematiek van [appellant] al dan niet (duurzaam) beheersbaar is.

6.De verdere loop van de procedure

6.1
Het hof heeft kennisgenomen van de rapportage psychodiagnostisch onderzoek uitgevoerd door psychologenbureau [registerpsycholoog] van 30 april 2015 alsmede het addendum van voornoemd psychologenbureau van 20 mei 2015, beiden overgelegd door de advocaat van [appellant] bij indieningsformulier d.d. 27 mei 2015.

7.De beoordeling

7.1.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
7.2.
Het hof acht het, gelet op de inhoud van voornoemde rapportage en addendum, onvoldoende aannemelijk dat [appellant] thans in staat zal zijn om alle uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren na te komen nu vast is komen te staan dat de behandeling voor de psychosociale problematiek van [appellant] (klinische gespreksvoering in de vorm van cognitieve gedragstherapie), welke volgens registerpsycholoog drs. [registerpsycholoog], hierna te noemen: [registerpsycholoog], in navolging op het door hem uitgevoerde psychodiagnostisch onderzoek geïndiceerd is, nog niet is aangevangen. [registerpsycholoog] stelt dat [appellant] door het volgen van voornoemde therapie meer duurzaam vat zal leren krijgen op zijn psychische en psychosociale problematiek en bovendien zijn kans vergroot om zichtzelf ook sociaal maatschappelijk blijvend staande te houden. [registerpsycholoog] stelt daarbij voorts dat over de duur van de behandeling geen uitspraak valt te doen. Het hof maakt hieruit op dat [appellant] zijn psychosociale problematiek nog niet duurzaam onder controle heeft en zich op dit moment ook nog niet in maatschappelijk opzicht staande weet te houden zoals bedoeld in artikel 5.4.3. van het Procesreglement verzoekschriften insolventiezaken rechtbanken. Met het oog op de toekomst hecht het hof er echter aan nog op te merken dat [appellant], nu het psychodiagnostisch onderzoek een duidelijk behandelplan indiceert, op de goede weg lijkt en dat [appellant], indien en zodra hij zijn psychosociale problematiek wel duurzaam onder controle heeft gekregen en dit bovendien door middel van een actuele en ter zake doende rapportage kan aantonen, op het geëigende moment opnieuw kan verzoeken te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Het is dan uiteraard wel mede van belang dat [appellant], die blijkens voornoemd addendum van [registerpsycholoog] in elk geval thans al over een goed sociaal vangnet blijkt te beschikken, aanvangt met de op basis van zijn psychodiagnostisch onderzoek geïndiceerde behandeling en deze ook succesvol weet te doorlopen en af te ronden, mede opdat dan wel op enig moment de in artikel 5.4.3. van voornoemd procesreglement bedoelde rapportage kan worden overlegd waaruit blijkt dat de problemen al enige tijd beheersbaar zijn. Daarbij merkt het hof nog op dat een te premature toelating van [appellant] tot de wettelijke schuldsanering het voor hem ingrijpende gevolg kan hebben dat, indien hij niet aan alle in dat kader geldende verplichtingen kan voldoen, de schuldsaneringsregeling voortijdig wordt beëindigd met het voor hem nog ingrijpender gevolg, dat hij, ingevolge de visie van de wetgever en de stand van de jurisprudentie van de Hoge Raad - als recent wederom bevestigd in HR 25 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:1031 -, in beginsel de komende tien jaar geen nieuw verzoek tot toelating kan doen. Ook dit is een aspect dat aandacht verdient en meeweegt bij het oordeel of en wanneer een schuldenaar geschikt is om tot de schuldsaneringsregeling te worden toegelaten.
7.2.
Nu [appellant] thans niet voldoet aan het cumulatieve vereiste van artikel 288 lid1 sub c Fw, zal het hof – zoals reeds overwogen in onderdeel 3.7.3. van het tussenarrest - toetsing aan de overige cumulatieve vereisten van artikel 288 Fw achterwege laten.
7.3.
Het vonnis waarvan beroep zal derhalve worden bekrachtigd.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.Th.L.G. Pellis, A.P. Zweers-van Vollenhoven en J.J. Minnaar en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2015.