9.4.Ingevolge het bepaalde in artikel 8:41, leden 4 tot en met 6, van de Awb, wijst de griffier de indiener van het beroepschrift op de verschuldigdheid van het griffierecht en deelt hem mee dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van zijn mededeling dient te zijn bijgeschreven op de rekening van het Hof, dan wel ter griffie dient te zijn gestort. Indien het bedrag niet binnen deze termijn is bijgeschreven of gestort, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
10. De hoger beroepschriften waren ingediend door belanghebbende zelf. De nota’s griffierecht zijn op 11 november 2013 verzonden naar het in het hoger beroepschrift vermelde adres van belanghebbende.
11. De aanmaning (Herinnering), gedateerd 11 december 2013,waarin belanghebbende is verzocht het (nog) verschuldigde griffierecht binnen vier weken na dagtekening van de aanmaning over te maken op de bankrekening van het gerecht, is eveneens verzonden naar het in de hoger beroepschriften vermelde adres van belanghebbende. Een afschrift van de aanmaning bevindt zich in de dossiers van belanghebbende. Tot de stukken van het geding behoren schermprinten van een “Detailpagina zending” van PostNL, waarin is vermeld dat de zending met nummer [nummer] op 17 december 2013 is afgeleverd; voor ontvangst hiervan is getekend.
12. Vaststaat dat belanghebbende het griffierecht eerst betaald heeft op 31 januari 2014, derhalve niet vóór of uiterlijk 8 januari 2014. Niet-ontvankelijkheidverklaring kan dan nog slechts achterwege blijven, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld, dat belanghebbende in verzuim is geweest.
13. Belanghebbende heeft in het verzetschrift gesteld, dat hij een en andermaal aan het Hof heeft verzocht alle (achttien) zaken in één keer te behandelen, aangezien ze verband met elkaar houden.
Ter zitting is aan belanghebbende verduidelijkt dat het in casu betreft twee (aparte) beroepschriften, te weten één hoger beroepschrift betreffende (zestien) aan hem opgelegde boetebeschikkingen en één hoger beroepschrift betreffende de onderhavige twee aan [bedrijf] B.V. opgelegde boetebeschikkingen, en dat een gelijktijdige behandeling ter zitting van alle zaken niet betekent dat slechts één maal griffierecht is verschuldigd. Belanghebbende, heeft daarop verklaard dat hij er, naar achteraf blijkt ten onrechte, van is uitgegaan dat als hij één keer griffierecht zou betalen, dat dan alle (achttien) zaken gezamenlijk behandeld zouden worden en dat hem nu duidelijk is dat hij een en ander verkeerd begrepen heeft, als gevolg waarvan het griffierecht voor de onderhavige twee zaken helaas niet tijdig is betaald.
14. De griffier van het Hof heeft belanghebbende op de wettelijk voorgeschreven wijze er op gewezen dat hij voor het instellen van hoger beroep tegen de onderwerpelijke uitspraken van de Rechtbank een afzonderlijk griffierecht verschuldigd is, omdat er sprake is van een uitspraak tegen meerdere procedurenummers van de Rechtbank, alsmede omdat er sprake is van een ander geschilpunt dan in de andere zestien hoger beroepen.
Belanghebbende heeft het griffierecht niet (tijdig) betaald, ook niet na de aangetekend verzonden aanmaning van 11 december 2013.
15. Hetgeen belanghebbende in verzet heeft aangevoerd – kort gezegd dat hij een en ander verkeerd begrepen heeft - vormt geen grond voor het oordeel dat hij niet in verzuim is geweest. Het aldus niet tijdig betalen van het griffierecht ligt geheel in de risicosfeer van belanghebbende.
16. Gelet op het hiervoor overwogene is het hoger beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard, zodat het verzet ongegrond moet worden verklaard.
17. Het Hof is van oordeel dat er geen redenen aanwezig zijn om te gelasten dat aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk wordt vergoed.
De proceskosten
18. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.