In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 4 december 2014, waarin zijn verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor werd afgewezen. [appellant] stelt dat de rechtbank ten onrechte de uitkomst van de verhoren al invult en dat de getuigenverklaringen van [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] onvoldoende betekenis krijgen. Hij is van mening dat zijn verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor moet worden gehonoreerd, omdat dit kan leiden tot nieuwe feiten die relevant zijn voor een herzieningsverzoek bij de Klachtencommissie van het Meldpunt Seksueel Misbruik RKK.
De kerkelijke rechtspersoon en [geïntimeerde 2] hebben verweerschriften ingediend, waarin zij stellen dat [appellant] geen belang heeft bij zijn verzoek en dat er sprake is van misbruik van bevoegdheid. Het hof heeft kennisgenomen van de processtukken en de mondelinge behandeling op 3 juni 2015, waar [appellant] en de advocaten van de verweerders aanwezig waren. Het hof overweegt dat een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor kan worden afgewezen als de verzoeker geen belang heeft of misbruik maakt van bevoegdheid.
Het hof concludeert dat [appellant] voldoende belang heeft bij het horen van de getuigen om zijn bewijspositie te verduidelijken. Het hof wijst het verzoek van [appellant] toe en bepaalt dat de getuigen door een rechter-commissaris bij de rechtbank Oost-Brabant zullen worden verhoord. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is gewezen op 18 juni 2015 door de rechters L.Th.L.G. Pellis, R.R.M. de Moor en J.J. Minnaar.