ECLI:NL:GHSHE:2015:223

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 januari 2015
Publicatiedatum
27 januari 2015
Zaaknummer
HD 200.143.950_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van reclasseringsinstelling voor onrechtmatige daad door taakgestrafte

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van Stichting Novadic-Kentron, een reclasseringsinstelling, voor de handelingen van een taakgestrafte die bouwmaterialen heeft besteld en geleverd gekregen van Bouwmaterialenhandel B.V. De taakgestrafte, die onder toezicht van Novadic stond, heeft zich voorgedaan als vertegenwoordiger van de gemeente Oss en heeft onterecht bestellingen geplaatst. Bouwmaterialenhandel B.V. heeft een bedrag van € 11.760,18 aan materialen geleverd, waarvan de gemeente Oss slechts een deel heeft betaald. De kantonrechter heeft de vordering van Bouwmaterialenhandel B.V. tegen de gemeente Oss afgewezen, en het hof bekrachtigt deze beslissing. Bouwmaterialenhandel B.V. stelt Novadic aansprakelijk voor de schade die zij heeft geleden door de handelingen van de taakgestrafte. Het hof oordeelt dat Novadic niet onrechtmatig heeft gehandeld, omdat de verantwoordelijkheid voor het toezicht op de taakgestrafte lag bij de contactpersoon op de projectplaats, en niet bij Novadic. Het hof concludeert dat de grief van Bouwmaterialenhandel B.V. in het principaal appel faalt, en bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter. Bouwmaterialenhandel B.V. wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.143.950/01
arrest van 27 januari 2015
in de zaak van
[Bouwmaterialenhandel] Bouwmaterialenhandel B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante in principaal appel, geïntimeerde in voorwaardelijk incidenteel appel,
hierna aan te duiden als [appellante],
advocaat: mr. R.J. Haakmeester te Oss,
tegen
Stichting Novadic-Kentron,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde in principaal appel, appellante in voorwaardelijk incidenteel appel,
hierna aan te duiden als Novadic,
advocaat: mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
op het bij exploot van dagvaarding van 28 februari 2014 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 5 december 2013, gewezen tussen [appellante] als eiseres en Novadic als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 834668 CV EXPL 12-5581)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en het daaraan voorafgaande vonnis van de kantonrechter van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 8 november 2012.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven;
  • de memorie van antwoord in het principaal appel tevens memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel appel, met producties;
  • memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appel.
Partijen hebben arrest gevraagd. De uitspraak van het arrest is nader bepaald op heden. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

In principaal en voorwaardelijk incidenteel appel
3.1.
In dit hoger beroep gaat het om het volgende.
[appellante] is een bedrijf dat handelt in bouwmaterialen.
Novadic is een particuliere verslavingszorginstelling met verschillende vestigingen in Noord-Brabant. Zij houdt zich tevens bezig met reclassering van onder andere veelplegers van strafbare feiten.
Novadic heeft als reclasseringsinstelling een gestrafte,[gestrafte], geplaatst bij de gemeente Oss voor het verrichten van een taakstraf. De overeenkomst tot het verrichten van de taakstraf is op 25 november 2009 door Novadic, de gemeente Oss en [gestrafte] ondertekend (productie 1 bij conclusie van antwoord).
Volgens deze overeenkomst verrichtte [gestrafte] zijn werkzaamheden op de gemeentewerf van de gemeente Oss. Het opgelegde aantal uren van de taakstraf was 360 uur. De contactpersoon van de gemeente Oss was [contactpersoon van de gemeente]. Over de aard van de werkzaamheden is in de overeenkomst opgenomen: alle voorkomende werkzaamheden.
[gestrafte] heeft in april 2010 driemaal bouwmaterialen (lood) besteld en geleverd gekregen van [appellante].
[gestrafte] heeft [appellante] gezegd dat hij de bestellingen deed namens de gemeente Oss en dat die bestellingen nodig waren voor werkzaamheden van de gemeente Oss. Dit bleek niet waar te zijn. Bij het doen van de eerste bestelling maakte [gestrafte] gebruik van bestelformulieren van de gemeente Oss. Ook heeft hij bij de bestellingen gebruik gemaakt van een hesje en een dienstauto van de gemeente Oss.
[appellante] heeft bouwmaterialen geleverd voor een totaalbedrag van € 11.760,18 inclusief btw. De gemeente Oss heeft in december 2010 een bedrag van € 4.388,13 aan [appellante] voldaan.
[appellante] heeft het restant van € 7.372,04, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten gevorderd van de gemeente Oss. De kantonrechter te ’s-Hertogenbosch heeft deze vordering bij vonnis van 20 oktober 2011 afgewezen. Bij arrest van 19 februari 2013 heeft dit hof dat vonnis bekrachtigd.
[appellante] heeft Novadic bij brief 6 december 2011 aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade nu [gestrafte] volgens [appellante] onder verantwoordelijkheid van Novadic als uitvoerder taakstraffen heeft gehandeld. Per brief van 15 januari 2012 heeft de verzekeraar van Novadic – kennelijk namens Novadic – de aansprakelijkheid afgewezen.
[appellante] en Novadic hebben overleg gehad om de zaak in der minne te regelen. Bij brief van 9 maart 2012 (abusievelijk gedateerd 9 februari 2012) heeft [appellante] Novadic nog een laatste keer in de gelegenheid gehad om de zaak in der minne te regelen, maar hierop heeft Novadic niet meer gereageerd.
Vervolgens heeft [appellante] Novadic in de onderhavige procedure betrokken.
3.2.1.
In de onderhavige procedure vordert [appellante] veroordeling van Novadic tot betaling van het bedrag van € 7.372,04, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.
3.2.2.
Aan deze vordering heeft [appellante] ten grondslag gelegd dat Novadic onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. [appellante] heeft daartoe, kort samengevat, aangevoerd dat Novadic verantwoordelijk is voor de uitvoering van de taakstraf. Zij heeft in het bijzonder verwezen naar artikel 12 van het Besluit tenuitvoerlegging taakstraffen (hierna: “het Besluit”), waarin is bepaald:
“De uitvoerder taakstraffen oefent toezicht uit op de verrichtingen van de taakgestrafte en de omstandigheden waaronder deze plaatsvinden. Het toezicht omvat ook de veiligheid, de gezondheid en de arbeidsomstandigheden op de projectplaats en de redelijkheid van de opgedragen werkzaamheden of de opgelegde verplichtingen”.
Volgens [appellante] heeft Novadic onvoldoende toezicht gehouden op [gestrafte] tijdens de uitvoering van zijn taakstraf.
3.2.3.
Novadic heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.3.
In het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter geoordeeld dat artikel 12 van het Besluit tenuitvoerlegging taakstraffen ziet op de verantwoordelijkheid van de uitvoerder taakstraffen voor het welzijn van de taakgestrafte. Volgens de kantonrechter kan op basis van artikel 12 van het Besluit geen aansprakelijkheid van Novadic worden geconstrueerd. De kantonrechter oordeelde voorts dat [appellante] geen, althans onvoldoende andere feiten en omstandigheden heeft gesteld die, als deze zouden komen vast te staan, kunnen leiden tot het oordeel dat Novadic onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellante]. Op grond daarvan heeft de kantonrechter de vordering van [appellante] afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld.
3.4.
[appellante] heeft in (principaal) appel één grief aangevoerd. [appellante] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen, met veroordeling van Novadic in de kosten van beide instanties, vermeerderd met de nakosten en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
3.5.
Door middel van haar grief betoogt [appellante] dat op grond van artikel 12 van het Besluit op de uitvoerder taakstraffen, in dit geval Novadic, een rechtsplicht rust om toezicht uit te oefenen zowel op de verrichtingen van de taakgestrafte als op de omstandigheden waaronder de taakstraf wordt uitgevoerd. Volgens [appellante] heeft Novadic deze rechtsplicht geschonden. Dit toezicht is door Novadic onvoldoende geregeld, dan wel onvoldoende gehandhaafd. Dat het toezicht op de taakgestraften op projectplaats-niveau plaatsvindt, neemt niet weg dat het toezicht van de uitvoerder (dus van Novadic) wel een eigen verantwoordelijkheid met zich meebrengt.
In dit geval is het toezicht op de projectplaats van de taakgestrafte kennelijk onvoldoende geweest, wat Novadic als verantwoordelijke voor het toezicht had moeten constateren, aldus [appellante].
Novadic heeft betoogd dat het in artikel 12 van het Besluit bedoelde toezicht ziet op de omstandigheden waaronder de taakgestrafte zijn taakstraf uitvoert en dat het aan de contactpersoon van het individuele project is om de taakgestrafte te begeleiden en om er voor te zorgen dat de taakgestrafte niet langdurig zijn werkzaamheden alleen uitvoert. Volgens Novadic valt in artikel 12 van het Besluit hoe dan ook geen plicht van de uitvoerder taakstraffen te lezen om schade voor derden ten gevolge van handelingen van de taakgestrafte te voorkomen.
3.6.1.
Het hof overweegt het volgende. Blijkens de Nota van Toelichting behorende bij het Besluit wordt in artikel 12 van het Besluit een algemene taakomschrijving gegeven van de taken en verantwoordelijkheden van de uitvoerder taakstraffen.
Anders dan de kantonrechter, is het hof van oordeel dat in artikel 12 van het Besluit niet uitsluitend wordt gedoeld op de verantwoordelijkheid van de uitvoerder taakstraffen voor het welzijn van de taakgestrafte. Voor de opvatting van de kantonrechter kan geen steun worden gevonden in de tekst van artikel 12 van het Besluit noch in de bijbehorende Nota van Toelichting. Artikel 12 van het Besluit rept immers ook van toezicht door de uitvoerder taakstraffen op de verrichtingen van de taakgestrafte.
3.6.2.
Van belang is echter ook het volgende. Tussen partijen is niet in geschil dat [gestrafte] in het kader van de tenuitvoerlegging van zijn taakstraf geplaatst was op een projectplaats van de gemeente Oss, te weten de gemeentewerf. Het betrof dus niet een in eigen beheer van Novadic als reclasseringsinstelling opgezet project.
In een geval als het onderhavige vinden de werkzaamheden van de taakgestrafte plaats onder feitelijk toezicht c.q. gezag van de (contactpersoon op de) projectplaats, en niet van de uitvoerder taakstraffen. Novadic heeft in dit verband terecht gewezen op het bepaalde in artikel 3 aanhef en onder d van het Besluit , namelijk dat er per projectplaats een contactpersoon is aangewezen die ter plaatse verantwoordelijk is voor de gang van zaken rond het verrichten van de taakstraf.
3.6.3.
Voor zover [appellante] stelt dat Novadic tekort is geschoten in het toezicht op de projectplaats, heeft zij deze stelling onvoldoende feitelijk onderbouwd. In dit geval was een contactpersoon aangewezen (zie hiervoor rov. 3.1 onder d). Volgens Novadic heeft zij (nader) met de gemeente Oss afgesproken dat [gestrafte] te werk zou worden gesteld binnen een groep die vuil zou gaan prikken onder begeleiding van een medewerker van de gemeente Oss (conclusie van antwoord, randnummer 33; zie ook productie 4 bij conclusie van antwoord, pagina 2 bovenaan). Dit heeft [appellante] niet betwist. Het hof neemt aan dat [gestrafte] voor die werkzaamheden niet beschikte over een dienstauto en ook niet over bestelformulieren van de gemeente Oss. Kennelijk heeft hij die wel kunnen bemachtigen om de bestellingen bij [appellante] te doen. Dat Novadic daarvan in de gegeven omstandigheden een verwijt is te maken, valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien. Het enkele feit dat [gestrafte] een dienstauto en bestelformulieren van de gemeente Oss heeft kunnen bemachtigen, is daarvoor onvoldoende. Ook overigens heeft [appellante] onvoldoende concreet gesteld op grond waarvan Novadic onrechtmatig jegens [appellante] zou hebben gehandeld. Het enkele, in algemene bewoordingen in artikel 12 van het Besluit geregelde toezicht door de uitvoerder taakstraffen is onvoldoende om de handelwijze van [gestrafte] als onrechtmatige daad van Novadic te kwalificeren, temeer nu, zoals hiervoor overwogen, in dit geval het feitelijk toezicht bij de contactpersoon op de projectplaats lag.
Bij deze stand van zaken komt het hof aan bewijslevering niet toe. De vordering van [appellante] is terecht door de kantonrechter afgewezen.
3.6.4.
De slotsom is dat de grief in het principaal appel faalt.
3.7.
Nu het principaal appel faalt, komt het hof aan het voorwaardelijk incidenteel appel niet toe.
3.8.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [appellante] worden veroordeeld in de proceskosten in principaal appel. Met het oog op de redelijke termijn voor nakoming als bedoeld in artikel 6:82 lid 1 BW, zal het hof de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten eerst vanaf veertien dagen na de dag van deze uitspraak toewijzen. De nakosten zal het hof begroten op € 131,00 (dit bedrag is gebaseerd op het liquidatietarief) indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 199,00 vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden. De vordering om [appellante] te veroordelen in ‘de eventuele verdere executiekosten’ zal als te onbepaald worden afgewezen.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellante] in de proceskosten in principaal appel, aan de zijde van Novadic begroot op € 704,00 aan griffierecht en € 632,00 aan salaris advocaat en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt [appellante] in de nakosten, aan de zijde van Novadic begroot op € 131,00 indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 199,00 vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
verklaart voormelde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A. Wabeke, J.P. de Haan en I. Bouter en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 27 januari 2015.
griffier rolraadsheer