In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een huurgeschil tussen [appellante], vertegenwoordigd door PNR Holding B.V. als bewindvoerster, en de Stichting Trudo. [appellante] was huurster van een woning die door Trudo werd verhuurd. De huurachterstand van [appellante] was opgelopen tot € 2.031,12, wat leidde tot een vordering van Trudo tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De kantonrechter had in eerste aanleg de huurovereenkomst ontbonden en de ontruiming toegewezen, wat [appellante] en PNR in hoger beroep aanvechten.
Het hof oordeelt dat [appellante] onder beschermingsbewind staat en daarom niet als procespartij kan optreden. De grieven van PNR, die stellen dat de huurachterstand minder groot is en dat de vorige bewindvoerster verantwoordelijk is voor de achterstand, worden verworpen. Het hof concludeert dat de huurachterstand substantieel is en dat Trudo gerechtigd is de huurovereenkomst te ontbinden. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en verklaart [appellante] niet-ontvankelijk in het hoger beroep. PNR wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.