ECLI:NL:GHSHE:2015:2178

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 juni 2015
Publicatiedatum
16 juni 2015
Zaaknummer
HD200.125.573_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over dwangsommen en schadevergoeding in zaak tussen Stichting Dierenthuis en buren

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep van Stichting Dierenthuis tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch. Dierenthuis, een opvangcentrum voor zieke honden en katten, was in eerste aanleg veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de buren wegens geur- en geluidsoverlast. De rechtbank had vastgesteld dat Dierenthuis onrechtmatig had gehandeld door in strijd met het bestemmingsplan te opereren. Dierenthuis vorderde in hoger beroep onder andere een verklaring voor recht dat zij niet onrechtmatig had gehandeld en dat de veroordelingen tot het betalen van dwangsommen waren vervallen. Het hof oordeelde dat Dierenthuis niet had voldaan aan de eerdere veroordelingen en dat de dwangsommen dus verschuldigd waren. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en wees de vorderingen van Dierenthuis af. Dierenthuis werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.125.573/01
arrest van 16 juni 2015
in de zaak van
Stichting Dierenthuis
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
hierna aan te duiden als Dierenthuis,
advocaat: mr. C.F.J.M. Nelemans te Schiphol-Rijk,
tegen

1.[geïntimeerde 1]

en
2. [geïntimeerde 2],
beiden wonende te [woonplaats],
geïntimeerden,
advocaat: mr. R. Janssen te Helmond,
op het bij exploot van dagvaarding van 21 december 2012 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 3 oktober 2012, zoals hersteld bij herstelvonnis van 14 november 2012, gewezen tussen Dierenthuis als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en [geïntimeerden] als gedaagden in conventie, eisers in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 245290 / HA ZA 12-338)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • het exploot van anticipatie van 12 april 2013;
  • de memorie van grieven tevens akte wijziging van eis met producties;
  • de memorie van antwoord met producties;
  • de akte uitlating producties van Dierenthuis;
  • de akte reactie n.a.v. uitlating producties met producties van [geïntimeerden];
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. a) Stichting Dierenthuis exploiteert een opvangcentrum voor zieke honden en katten op het perceel aan [het adres] te [plaats] (hierna “het perceel”). [geïntimeerden] zijn eigenaar en bewoners van de tegenover het perceel gelegen woning.
b) Op 29 april 2010 (hof: Dierenthuis en ook de rechtbank spreken van 18 maart 2009, maar dit beschouwt het hof vanwege de overige inhoud van de gedingstukken (producties en petitum) als een kennelijke verschrijving) is door van de voorzieningenrechter van de rechtbank te ’s-Hertogenbosch tussen partijen een vonnis gewezen (productie 1 bij inleidende dagvaarding). Het dictum van dit vonnis luidt als volgt:
“De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Stichting Dierenthuis(hof: lees Dierenthuis)
om de met het bestemmingsplan “Buitengebied” strijdige activiteiten op het perceel [het adres], bestaande uit het houden van honden en katten, na betekening van het vonnis te beëindigen;
5.2.
bepaalt dat Stichting Dierenthuis een dwangsom verbeurt van € 1.000,00 per dag dat zij niet aan de veroordeling onder 5.1. voldoet, met dien verstande dat deze dwangsom pas verschuldigd is na 1 oktober 2010 en nadat die verschuldigdheid per afzonderlijk exploot is aangezegd;
5.3.
veroordeelt Stichting Dierenthuis om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de bakken met uitwerpselen uitsluitend in de uiterst westelijke hoek van haar terrein aan de straatzijde van het perceel te plaatsen en geplaatst te houden en deze bakken alleen aan de openbare weg ([het adres]) te zetten ter hoogte van de uiterst westelijke hoek van haar terrein, indien de inhoud van die bakken door een instantie binnen twee uur wordt opgehaald;
5.4.
bepaalt dat Stichting Dierenthuis een dwangsom verbeurt van € 1.000,00 per dag dat zij niet aan de veroordeling onder 5.3. voldoet;
5.5.
veroordeelt Stichting Dierenthuis de bakken winddicht afgesloten te houden, behoudens voor zover het openen nodig is om de bakken te vullen of te ledigen;
5.6.
bepaalt dat Stichting Dierenthuis een dwangsom verbeurt van € 1.000,00 per dag dat zij niet aan de veroordeling onder 5.5. voldoet;
(…)”
c) Voormeld vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank te ’s-Hertogenbosch is bij arrest van 25 januari 2011 door dit hof bekrachtigd, met dien verstande dat het totaal van de te verbeuren dwangsommen is gemaximeerd tot een bedrag van € 75.000,- (productie 2 bij inleidende dagvaarding). Deze uitspraak is inmiddels onherroepelijk geworden.
d) Bij vonnis van 4 januari 2012 van de rechtbank te ’s-Hertogenbosch is Dierenthuis onder meer veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan [geïntimeerden] ter hoogte van
€ 10,- per dag over de periode van 21 april 2009 tot en met 28 september 2011, derhalve in totaal € 8.770,00, wegens het veroorzaken van geur- en geluidsoverlast (productie 3 bij inleidende dagvaarding).
3.2.1.
In de onderhavige procedure heeft Dierenthuis in eerste aanleg in conventie gevorderd:
i. een verklaring voor recht dat Dierenthuis niet onrechtmatig jegens [geïntimeerden] handelt door in strijd te handelen met de voorschriften van het bestemmingsplan “Buitengebied” van de gemeente [gemeente];
ii. een verklaring voor recht dat het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank te ’s-Hertogenbosch van 29 april 2010 en het arrest van dit hof van 25 januari 2011, waarbij Dierenthuis is veroordeeld om de met het bestemmingsplan “Buitengebied” strijdige activiteiten op het perceel [het adres], bestaande uit het houden van honden en katten, na betekening van het vonnis te beëindigen en met bepaling dat Dierenthuis een dwangsom verbeurt van € 1.000,- per dag dat zij niet aan deze veroordeling voldoet, met dien verstande dat deze dwangsom pas verschuldigd is na 1 oktober 2010 en nadat die verschuldigdheid per afzonderlijk exploot is aangezegd, zijn vervallen;
iii. een verbod aan [geïntimeerden] tot het treffen van enige executiemaatregel ter zake de verboden onder 5.1. en 5.2. van het vonnis van de voorzieningenrechter van 29 april 2010, opgelegd aan Dierenthuis, op verbeurte van een dwangsom van € 2.000,- per dag of gedeelte daarvan gedurende welke [geïntimeerden] weigeren aan dit verbod te voldoen;
iv. veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van de procedure.
3.2.2.
Aan deze vordering heeft Dierenthuis, kort samengevat, onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 6:163 BW ten grondslag gelegd haar standpunt dat het gebruik van het perceel in strijd met de voorschriften van voormeld bestemmingsplan niet onrechtmatig jegens [geïntimeerden] is geweest. De geschonden voorschriften van dit bestemmingsplan beschermen volgens Dierenthuis noch naar doel noch naar strekking een belang van [geïntimeerden].
3.2.3.
[geïntimeerden] hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Zij hebben onder meer, kort samengevat, gesteld dat Dierenthuis zich op geen enkel punt heeft gehouden aan voormeld vonnis van de voorzieningenrechter.
3.3.1.
[geïntimeerden] hebben in reconventie gevorderd veroordeling van Dierenthuis tot
i. betaling van schadevergoeding voor het verminderde woongenot ten bedrage van € 2.400,- betreffende de periode van 28 september 2011 tot en met 24 mei 2012 (240 dagen) en ten bedrage van € 10,- per dag betreffende de periode van 24 mei 2012 tot de dag waarop Dierenthuis het perceel zal hebben verlaten;
ii. betaling van vergoeding van een bedrag van € 2.034,22 als vergoeding voor gemaakte kosten betreffende conservatoire maatregelen;
iii. vergoeding van de proceskosten.
3.3.2.
[geïntimeerden] hebben aan deze vordering, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat Dierenthuis haar handelen, op grond waarvan zij bij voormeld vonnis van de rechtbank te
’s-Hertogenbosch is veroordeeld tot schadevergoeding van een bedrag van € 10,- per dag tot en met 28 september 2011 wegens het veroorzaken van geur- en geluidsoverlast, na deze datum onverminderd heeft voortgezet. Volgens [geïntimeerden] werden op het perceel na deze datum nog steeds zieke en oude dieren gehuisvest en nam het aantal op het perceel aanwezige dieren wekelijks toe.
3.3.3.
Dierenthuis heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering in reconventie.
3.4.
In het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vordering van Dierenthuis in conventie afgewezen. De vordering van [geïntimeerden] in reconventie is toegewezen tot het bedrag van € 3.410,00, betrekking hebbend op de schade over de periode van 28 september 2011 tot en met 3 september 2012. De rechtbank heeft hierbij onder meer vastgesteld dat de situatie op grond waarvan Dierenthuis bij voormeld vonnis van 4 januari 2012 was veroordeeld tot schadevergoeding jegens [geïntimeerden] onbetwist ongewijzigd is gebleven tot de datum van de in eerste aanleg gehouden comparitie van partijen op 3 september 2012. Het overige in reconventie gevorderde is afgewezen. De rechtbank heeft Dierenthuis veroordeeld in de kosten van de procedure in conventie en van de procedure in reconventie.
3.5.1.
Dierenthuis heeft in hoger beroep bij dagvaarding vernietiging van het bestreden vonnis gevorderd en alsnog afwijzing van de vordering van [geïntimeerden] Vervolgens heeft Dierenthuis grieven aangevoerd en, zoals vermeld, haar vordering gewijzigd. Het hof begrijpt dat deze wijziging van eis de oorspronkelijke vordering in conventie betreft en dat de vordering tot alsnog afwijzing van de vordering van [geïntimeerden] in reconventie hiernaast blijft gehandhaafd. Dierenthuis vordert thans in conventie:
i. een verklaring voor recht dat Dierenthuis niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens [geïntimeerden] door in strijd met de voorschriften van het bestemmingsplan “Buitengebied” van de gemeente [gemeente] te handelen;
ii. een verklaring voor recht dat Dierenthuis niet onrechtmatig jegens [geïntimeerden] heeft gehandeld, omdat zij geen onrechtmatige hinder bestaande uit lawaai en stank heeft veroorzaakt;
iii. een verklaring voor recht dat de veroordelingen onder het opleggen van de dwangsommen, zoals bepaald bij voormeld vonnis van de voorzieningenrechter, zijn vervallen;
subsidiaireen verklaring voor recht dat Dierenthuis geen dwangsommen heeft verbeurd ten aanzien van het bepaalde onder 5.1. tot en met 5.6. van voormeld vonnis van de voorzieningenrechter.
3.6.1.
Dierenthuis heeft haar vordering geduid, voor wat betreft haar (thans gewijzigde) vordering in conventie, als ziende op de vraag of zij (het maximale bedrag aan) voormelde dwangsommen heeft verbeurd. Dierenthuis heeft daarbij de grondslag van de betreffende uitspraak van de voorzieningenrechter aangevochten. Dierenthuis heeft voorts weersproken niet te hebben voldaan aan de betreffende veroordelingen voor zover deze betrekking hebben op de bakken met uitwerpselen, stelt althans dat zij voor een andere wijze van verwijderen van de uitwerpselen heeft gekozen, zodat het voldoen aan de veroordelingen onder 5.3 en 5.5 niet langer aan de orde was. Dierenthuis heeft niet betwist niet te hebben voldaan aan veroordeling 5.1. (“
de met het bestemmingsplan “Buitengebied” strijdige activiteiten op het perceel [het adres], bestaande uit het houden van honden en katten, na betekening van het vonnis te beëindigen”). Het hof overweegt dat Dierenthuis reeds wegens het niet voldoen aan die veroordeling de aan die veroordeling verbonden dwangsommen verschuldigd is geworden. De verschuldigdheid van op die grond verbeurde dwangsommen kan niet worden opgeheven door een oordeel in de bodemprocedure dat anders luidt dan dat van de voorzieningenrechter (vgl. HR 22 december 1989, NJ 1990,434). Genoemde kort gedinguitspraken kunnen derhalve niet vervallen worden verklaard op grond van de door Dierenthuis gevoerde argumenten noch kan het onder iii. subsidiair gevorderde worden toegewezen. Dierenthuis heeft daarmee verder geen belang bij de door haar onder i. en ii. gevorderde verklaringen voor recht voor zover deze zien op haar bedoeling de uitspraken in voormelde kortgedingprocedure vervallen te laten verklaren dan wel de verbeuring van voormelde dwangsommen aan te vechten. De hoogte van de verbeurde dwangsommen heeft Dierenthuis niet gemotiveerd weersproken, zodat deze als niet ter discussie gesteld wordt beschouwd. Nu het maximale bedrag aan dwangsommen reeds is verbeurd, heeft Dierenthuis geen belang meer bij behandeling van de vraag of is voldaan aan voormelde uitspraak van de voorzieningenrechter voor wat betreft de bakken met uitwerpselen. Het hoger beroep faalt derhalve voor zover gericht tegen de afwijzing van de vordering van Dierenthuis in conventie.
3.6.2.
Voor wat betreft de gevorderde afwijzing van de vordering van [geïntimeerden] in reconventie overweegt het hof dat de rechtbank bij voormeld vonnis van 4 januari 2012 heeft geoordeeld dat Dierenthuis schadeplichtig is geworden jegens [geïntimeerden] wegens het veroorzaken van geur- en geluidsoverlast in de periode van 21 april 2009 tot en met 28 september 2011. Deze uitspraak wordt heden door dit hof bekrachtigd. In de onderhavige zaak wordt daarom ook van voormeld oordeel van de rechtbank uitgegaan. Dierenthuis heeft niets gesteld dat afbreuk aan dit uitgangspunt doet. Dierenthuis heeft voorts niet betwist dat de situatie sedert 28 september 2011 (nagenoeg) ongewijzigd is gebleven en dat ongeveer dezelfde aantallen dieren werden gehouden op het perceel. Dierenthuis heeft de door [geïntimeerden] gestelde schadeplichtigheid voor de onderhavige periode van 28 september 2011 tot en met 3 september 2012 daarmee onvoldoende gemotiveerd weersproken. Reeds hierom kan het hoger beroep voor zover ziende op de vordering in reconventie evenmin slagen.
3.7.
Uit het bovenstaande volgt dat de grieven falen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd en het in hoger beroep door Dierenthuis meer of anders gevorderde zal worden afgewezen. Dierenthuis zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van dit hoger beroep.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 3 oktober 2012, zoals hersteld bij herstelvonnis van 14 november 2012;
veroordeelt Dierenthuis in de kosten van dit hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerden] tot op heden begroot op € 894,- aan kosten advocaat;
wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.A.M. van Schaik-Veltman, E.K. Veldhuijzen van Zanten en W.J.J. Beurskens en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 juni 2015.
griffier rolraadsheer