Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
8.Het verloop van de procedure
- het door de deskundige mr. drs. P.A. Van Steensel RA uitgebrachte deskundigenrapport van 8 januari 2015, dat op 9 januari 2015 ter griffie van het hof is ontvangen;
- de beslissing van dit hof van 10 februari 2015, waarbij de schadeloosstelling en het loon van de deskundige zijn begroot op € 7.668,38 inclusief btw.
- de memorie na deskundigenbericht (door een kennelijk verschrijving aangeduid als memorie na enquête), tevens houdende wijziging van eis van [houtverwerkingsindustrie] BV van 10 februari 2015;
- de antwoordmemorie na deskundigenbericht en na wijziging van eis van [geïntimeerde] van 7 april 2015.
9.De verdere beoordeling
€ 221.003,83 +
primair: veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van € 49.435,-- aan [houtverwerkingsindustrie] (afdracht op de voet van artikel 6:104 BW van de door [geïntimeerde] genoten winst, zoals vastgesteld door de deskundige);
subsidiair: veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van € 53.014,-- aan [houtverwerkingsindustrie] ter zake door [houtverwerkingsindustrie] gederfde winst;
meer subsidiair: het bieden van de gelegenheid aan [houtverwerkingsindustrie] om de door haar geleden schade nader te bewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van de alsdan vast te stellen schadevergoeding;
nog meer subsidiair: een verklaring voor recht dat [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [houtverwerkingsindustrie], met veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van schadevergoeding op te maken bij staat;
Deze lezing van [geïntimeerde] is onjuist. Vraag 3 is opgenomen om redenen als verwoord in de laatste twee volzinnen van r.o. 4.6.9 van het tussenarrest van 11 maart 2014 en betreft dus een uitbreiding van vragen 1 en 2.