Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
-/- € 48.964 -/- € 47.565
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, eigenaar van een vrijstaande woning met bijgebouwen, tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant. De Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben vastgesteld dat er ernstige verontreiniging van grond en grondwater is op het perceel van belanghebbende, zoals bedoeld in de Wet bodembescherming. De sanering van deze verontreiniging is niet spoedeisend, en voorlopig wordt enkel monitoring van het grondwater en oppervlaktewater uitgevoerd. Belanghebbende is niet de veroorzaker van de verontreiniging en is niet aansprakelijk voor de kosten van sanering.
Het Hof oordeelt dat de waarde van de onroerende zaak niet nihil is, ondanks de onzekerheid over de noodzaak van sanering. De Heffingsambtenaar heeft een correctie van € 48.964 toegepast op de waarde van de onroerende zaak, die is vastgesteld op € 378.000. Belanghebbende betwist deze waardering en stelt dat de onroerende zaak onverkoopbaar is door de onzekerheid over sanering. Het Hof concludeert echter dat de kans op sanering, hoe gering ook, niet leidt tot onverkoopbaarheid van de onroerende zaak. De Heffingsambtenaar heeft voldoende rekening gehouden met de mogelijke waardevermindering.
De uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard. Het Hof oordeelt dat de Heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildata 1 januari 2010 en 1 januari 2011 juist heeft vastgesteld, en dat belanghebbende de door haar verdedigde waarde van nihil niet aannemelijk heeft gemaakt. De kosten van het beroep worden niet vergoed.