3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. Op 8 november 2007 heeft [appellant 2] als koper met [geïntimeerde 2] als verkoper een koopovereenkomst gesloten ter zake van - kort gezegd - een bungalow gelegen aan de [adres] te [plaats] (hierna te noemen: de woning) tegen een koopsom van € 590.000,--. In de voorafgaand aan deze verkoop namens [geïntimeerde 2] aan [appellant 2] ter beschikking gestelde verkoopbrochure wordt de woning als volgt omschreven:
“Deze grote en luxe bungalow is in meerdere opzichten een uniek object. Zowel als het gaat om de bouwkwaliteit, de afwerking, de ligging als ook de geboden ruimte. (…)”
De woning is rond 2000 door [geïntimeerde 2] in eigen beheer gebouwd. De gevels van de woning zijn voorzien van buitengevelisolatie met een gepleisterde afwerking. [geïntimeerde 2] was eigenaar van een stukadoorsbedrijf en heeft het pleisterwerk zelf op de woning aangebracht.
De woning is op 11 januari 2008 door [geïntimeerde 2] aan [appellant 2] geleverd. Er waren toen geen gebreken aan het gevelpleisterwerk zichtbaar.
Bij brief van 20 februari 2008 heeft [appellant 2] voor het eerst bij [geïntimeerde 2] geklaagd over een aantal gebreken aan de woning. Bij brieven van 23 mei 2008 en 13 juni 2008 is [geïntimeerde 2] door de advocaat van [appellant 2] aansprakelijk gesteld voor diverse tekortkomingen. Het pleisterwerksysteem viel daar niet onder.
In augustus 2008 heeft [appellant 2] opdracht gegeven aan C’est la vie Woon- en Bouwadvies te [vestigingsplaats] om
“te rapporteren omtrent de aard van de tekortkomingen van het dak en de rolluiken en de kosten voor herstel van de tekortkomingen”. In het rapport van C’est la vie van augustus 2008 is de inspectie in vier onderdelen gesplitst: 1. Loods dak, 2. Woonhuis dak, 3. Kozijnen en rolluiken en 4. Algemeen. Ten aanzien van de eerste drie onderdelen staan in dit rapport diverse gebreken omschreven.
Verder staan in het rapport (voor zover van belang voor de beoordeling van dit geschil) onder ‘Algemeen’ zes punten genoemd, waaronder:
“6. In alle gevels zitten in het sierpleisterwerk van de buitengevel veel scheurvormingen. Ook zitten er complete delen los van het sierpleisterwerk.”
Het rapport wordt afgesloten met:
“De algemene staat van de woning geeft een indruk van goedkope en snelle bouw. Het lijkt net of er erg veel in eigen beheer is gebouwd met onvakkundige mensen. Ook de keuzes van materialen en verwerking hiervan geven de indruk van laagwaardige kwaliteit. Een woning van bijna 7 jaar oud, ziet er in het algemeen stukken beter uit en zijn duurzamere materialen gebruikt. (…)”
Bij brief van 8 september 2008 heeft de advocaat van [appellant 2] het rapport van C’est la vie aan [geïntimeerde 2] toegezonden. Bij brief van 3 oktober 2008 heeft de toenmalige gemachtigde van [geïntimeerde 2] namens hem iedere aansprakelijkheid van de hand gewezen.
Vervolgens heeft [appellant 2] in januari 2009 bij de rechtbank ’s-Hertogenbosch een procedure aanhangig gemaakt tegen [geïntimeerde 2]. De grondslag van de vordering van [appellant 2] in die procedure staat in het tussenvonnis van 18 november 2009 onder 3.1.2 als volgt omschreven:
“[appellant 2] c.s. stellen dat de woning en de loods gebreken kennen en dat [geïntimeerde 2] c.s. voor de te maken kosten van herstel aansprakelijk zijn. De vordering heeft alleen betrekking op gebreken aan de rolluiken, de daken van de loods en de woning (inclusief erker), de schuifpui en de ingangen van de loods en de garage. De kosten van herstel hebben [appellant 2] c.s. gebaseerd op de rapportage van C’est la Vie Woon- en Bouwadvies.”
Bij eindvonnis van 28 april 2010 heeft de rechtbank [geïntimeerde 2] veroordeeld tot vergoeding van in totaal € 18.140,50 in verband met de gebreken aan de rolluiken en aan de daken en de gevolgen van de lekkage, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De overige vorderingen van [appellant 2] zijn in dit eindvonnis afgewezen.
[geïntimeerde 2] heeft tegen beide vonnissen hoger beroep ingesteld. Bij arrest van 23 augustus 2011 heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch de bestreden vonnissen van 18 november 2009 en 28 april 2010 bekrachtigd.
[appellant 2] heeft in 2011 [stukadoors] Stukadoors benaderd om de scheuren in het stukadoorswerk te herstellen. Deze bleek de scheuren niet op een eenvoudige wijze te kunnen herstellen en zocht contact met het Bedrijfschap Afbouw voor advies. Het Bedrijfschap heeft op 27 juni 2011 een rapport uitgebracht, waarin gebreken aan het stukadoorswerk worden genoemd.
Bij brief van 1 augustus 2011 heeft de advocaat van [appellant 2] aan [geïntimeerde 2] bericht:
“(…) Medio juni 2011 hebben cliënten geconstateerd dat het pleisterwerk aan de buitenzijde van de door u aan hen verkochte woning plaatselijk opbolt en losraakt. (…) Gelet op het voorgaande vermoeden cliënten dat u tekort bent geschoten in de nakoming van de met cliënten gesloten koopovereenkomst. Cliënten stellen u hiervoor reeds nu voor alsdan aansprakelijk. Aangezien de oorzaak van deze schade en de wijze van herstel zonder destructief onderzoek niet volledig is te achterhalen, zal ik een onafhankelijk deskundige benaderen voor het uitvoeren van een onderzoek. Ik zal u te zijner tijd uitnodigen om daarbij aanwezig te zijn. (…)”
De advocaat van [geïntimeerde 2] heeft bij brief van 13 september 2011 namens hem iedere aansprakelijkheid voor gebreken aan het stukadoorswerk betwist.
Vervolgens heeft [appellant 2] aan IKOB-BKB B.V. te [vestigingsplaats] opdracht gegeven voor nader onderzoek naar het gevelpleisterwerk aan de woning. In het “
Onderzoeksrapport Gevelpleisterwerk”van 20 februari 2012 van IKOB-BKB staat onder meer:
“Noodzakelijk herstel en kostenindicatie van herstel
Het gehele pleisterwerksysteem dient vervangen te worden. De vervangende kosten van dit systeem bedragen globaal € 80.000,- incl. BTW. (…)
Slotwoord
Op basis van de feiten moet geconcludeerd worden dat vanuit het ontwerp (materialen en detaillering) en een onvakkundige uitvoering een slecht eindproduct gerealiseerd is welke esthetisch, technisch en qua duurzaamheid/levensduur slecht presteert. (…)”