9.2.1.[appellante] heeft gesteld dat met één deskundige volstaan kan worden. Zij heeft voorgesteld de heer [deskundige 1] , werkzaam bij Proefboerderij Rusthoeve te [vestigingsplaats] , als deskundige te benoemen. [appellante] kan zich vinden in de door het hof geformuleerde vragen.
9.2.2.[geïntimeerde] heeft gewezen op een e-mail van 15 november 2011 (prod. 3 cva) waarin volgens haar is afgesproken dat de uien voor rekening en risico van [appellante] geëxporteerd werden. Zij heeft voorts gesteld dat [appellante] op grond van de voorwaarden contract roze uien oogst 2011 als teler Global Gap gecertificeerd dient te zijn en een teeltregistratie dient bij te houden. Volgens [geïntimeerde] heeft zij de gele uien van [appellante] om dezelfde reden afgekeurd als de problemen met de roze uien. [appellante] heeft teveel kunstmest gebruikt waardoor de uien gevoelig werden voor infecties en de slechte rooiomstandigheden hebben dit versterkt, aldus [geïntimeerde] .
Verder heeft [geïntimeerde] voorgesteld in aanvulling op de door het hof geformuleerde vragen nog een aantal vragen aan de deskundige te stellen, kort gezegd betrekking hebbend op Global Gap certificering, teeltregistratie, rooiomstandigheden, de oogst van gele uien in 2011 en of toen de regio van [appellante] een koprotseizoen was.
[geïntimeerde] heeft bezwaar gemaakt tegen de door [appellante] voorgestelde deskundige [deskundige 1] , omdat [deskundige 1] volgens [geïntimeerde] nauw heeft samengewerkt met [deskundige 2] , die in opdracht van [appellante] heeft gerapporteerd. [geïntimeerde] heeft voorgesteld als deskundige te benoemen ir. C.L.M. de Visser, werkzaam bij PPO [vestigingsplaats] en verbonden aan de Universiteit Wageningen.
Ten slotte heeft [geïntimeerde] een artikel uit het blad Akker met betrekking tot de functionaliteit van de MDI en foto’s van uien, volgens [geïntimeerde] afkomstig van [appellante] , overgelegd.
9.2.3.Het hof oordeelt als volgt.
In haar akte heeft [geïntimeerde] diverse punten aangevoerd die niet relevant zijn voor het thans door de deskundige uit te voeren onderzoek en die overigens ook niet vallen onder het in het tussenarrest onder r.o. 6.6.2 omschreven doel waarvoor partijen in de gelegenheid waren gesteld om een akte te nemen.
Bovendien komt [geïntimeerde] te laat met het punt van de Global Gap registratie en teeltregistratie van [appellante] . [geïntimeerde] heeft dit niet eerder aangevoerd. Het voor het eerst innemen van deze stelling in dit stadium, na gewisselde memories en zelfs pleidooi in hoger beroep, komt naar het oordeel van het hof in strijd met de goede procesorde. Het hof zal daarom aan deze stelling voorbij gaan.
9.2.4.Om de hiervoor omschreven redenen zal het hof de door [geïntimeerde] voorgestelde vragen niet overnemen, met dien verstande dat in vraag 2 aan de deskundige zal worden gevraagd bij de beantwoording, indien mogelijk, ook de rooiomstandigheden bij [appellante] in het najaar 2011 te betrekken.
De vraag of het oogstseizoen 2011 in de regio van [appellante] een koprotseizoen was is naar het oordeel van het hof te algemeen aangezien dit geen betrekking heeft op de specifieke situatie bij [appellante] , en heeft bovendien naast de (beantwoording van de) vragen 1 en 2 geen toegevoegde waarde.
9.2.6.De deskundige kan bij het onderzoek uitgaan van de volgende foto’s:
* drie foto’s bij de e-mail van [geïntimeerde] aan [appellante] d.d. 15 november 2011 13.50 uur; prod. 7 cva/cve;
* twee foto’s in een verklaring van [getuige 1] ; prod. 8 [geïntimeerde] cva/cve;
* drie foto’s bij in Afrika opgemaakte expertise-rapporten; prod. 10 [geïntimeerde] cva/cve;
* één foto in een verklaring van [getuige 2] ; prod. 11 [geïntimeerde] cva/cve;
* 42 foto’s; prod. 12 [geïntimeerde] cva/cve;
* zes op 15 augustus 2011 gemaakte foto’s; prod. 6 [appellante] conclusie van antwoord in reconventie
* drie foto’s gehecht achter het rapport van [deskundige 2] van april 2014 onder het kopje “
5) gekregen foto’s”; prod. 3 [appellante] memorie van grieven;
* tien foto’s achter het rapport van [getuige 3] en [getuige 4] d.d. 23 juli 2014; prod. 35 [geïntimeerde] memorie van antwoord tevens houdende incidenteel appel.
Daarnaast kan de deskundige bij zijn/haar onderzoek uitgaan van de als productie 51 overgelegde foto’s indien en voor zover [appellante] in haar reactie aan de deskundige inzake de niet eerder overgelegde foto’s (zie r.o. 9.2.5) met betrekking tot die foto’s heeft bevestigd dat die ook wat haar betreft zien op de in r.o. 6.1.15 van het tussenarrest van 20 januari 2015 genoemde, aan [afnemer] afgeleverde en eind 2011 naar Congo, Gabon, Kameroen en de Dominicaanse Republiek geëxporteerde uien die in de onderhavige procedure onderwerp van debat zijn.
9.2.7.Partijen zijn het er over eens dat met de benoeming van één deskundige kan worden volstaan. Omdat zij niet eensluidend zijn omtrent de persoon van de te benoemen deskundige, heeft het hof bij de Universiteit Wageningen geïnformeerd naar een deskundige die de voorliggende vragen zou kunnen beantwoorden. Op grond van de daar verkregen informatie zal het hof als deskundige benoemen de heer ir. C.L.M. de Visser, verbonden aan PPO [vestigingsplaats] . Het enkele feit dat de heer de Visser door [geïntimeerde] is voorgesteld, maakt hem niet ongeschikt om het aan de orde zijnde onderzoek uit te voeren. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat [geïntimeerde] heeft gesteld geen enkele band met de heer de Visser te hebben en dat zij noch haar advocaat contact met de heer de Visser hebben gehad, en voorts dat de door het hof ingewonnen informatie geen andere – voor deze specifieke vraagstelling geschikte – deskundige heeft opgeleverd.
9.2.8.Het hof bepaalt dat de deskundige gemotiveerd en zo nauwkeurig mogelijk antwoord dient te geven op de volgende vragen:
1. Met welk gebrek c.q. gebreken zijn de in deze zaak naar Congo, Gabon, Kameroen en de Dominicaanse Republiek geëxporteerde uien behept? Indien u dit niet met voldoende zekerheid kunt vaststellen, kunt u dan bepaalde gebreken uitsluiten?
2. Wat is naar uw mening de oorzaak van het gebrek/ de gebreken c.q. waar en wanneer is/zijn volgens u het gebrek/de gebreken ontstaan? Meer in het bijzonder is daarbij relevant of het gebrek/de gebreken “op het veld” (tijdens de teelt) is/zijn ontstaan of tijdens/door de wijze van bewaring van de uien, nadat ze waren geoogst. Wilt u, indien mogelijk, bij uw antwoord ook betrekken de rooiomstandigheden bij [appellante] in het najaar 2011?
3. Is het mogelijk dat, indien sprake is van een infectie, de infectering altijd en onvermijdelijk tijdens de teelt plaatsvindt, maar dat dat geen gebrek oplevert in het geval de uien op juiste wijze worden opgeslagen/bewaard?
4. Welke invloed heeft de wijze van opslag/bewaring op geoogste uien? Wilt u hierbij betrekken het geval waarin sprake is van vocht in de opslag?
5. Is naar uw mening de in dit geval voor de bewaring gebruikte MDI een verantwoorde wijze van bewaring? Is het mogelijk dat continue ventilatie ook toename van vocht met zich meebrengt? Is het mogelijk dat hemelwater dat neerkwam op het erf waarop deze MDI stond opgesteld, is afgestroomd naar en in de MDI? Indien ja, welke invloed heeft dat dan op de in de MDI opgeslagen uien?
6. Is de in dit geval gebruikte MDI in kwalitatief opzicht van gelijke waarde als een geïsoleerde bewaarplaats?
7. Maakt het voor (de mate van zekerheid bij) de beantwoording van de voorgaande vragen uit dat u de desbetreffende partijen uien aan de hand van foto’s (zie r.o. 9.2.6) hebt moeten beoordelen?
8. Heeft u voor het overige nog opmerkingen waarvan u het zinvol acht dat het hof daarvan kennis neemt?