Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Rico Sport B.V.,
1.Het verloop van de procedure
- voornoemde dagvaarding tevens incidentele memorie van 17 januari 2013;
- een memorie van antwoord in het incident;
- het arrest van dit hof van 7 mei 2013, gewezen in het incident ex art. 351 Rv;
- een memorie van grieven, waarbij producties zijn overgelegd;
- een memorie van antwoord waarbij producties zijn overgelegd;
- een door [appellant] genomen akte houdende overlegging productie waarbij een productie is overgelegd;
- een door de curator genomen antwoordakte.
2.Het geding in eerste aanleg (zaak/rolnr. 220191 / HA ZA 10-2429)
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
“(…) is verwikkeld geraakt in een juridische strijd met de sportmerken Nike en [sportmerk] in verband met het in omloop brengen van namaak sportartikelen van de betreffende sportmerken. Rico Sport B.V. is in dat kader veroordeeld tot betalingen aan Nike en [sportmerk], welke betalingen zijn uitgebleven. Uiteindelijk is op verzoek van Nike, met steunvordering van [sportmerk] , het faillissement van Rico Sport B.V. uitgesproken.” Uit dit citaat kan niet worden geconcludeerd dat hoge proceskosten het faillissement (mede) hebben veroorzaakt, mede nu de curator onbestreden heeft gesteld niet over administratie te beschikken, en slechts wetenschap heeft van het feit dat Nike het faillissement van Rico Sport heeft aangevraagd.
“(…) met de economische crisis, die in 2008 en 2009 om zich heen greep en ook de markt voor sportartikelen aantastte”. Hij heeft het bij deze algemene stelling gelaten. Een nadere toelichting of onderbouwing met bijvoorbeeld algemene cijfers over de markt voor sportartikelen heeft hij niet gegeven. Hij heeft zelfs de beweerdelijk door Deloitte & Touche opgemaakte tussentijdse jaarcijfers over 2008 met betrekking tot Rico Sport niet overgelegd. Aldus is ook deze stelling onvoldoende concreet toegelicht en onderbouwd om [appellant] tot bewijs hiervan toe te laten.