In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van [appellant], rechtsopvolger van [appellant] Limited, tegen MZ Equipment B.V. De procedure betreft een civiele rechtszaak waarin [appellant] stelt dat hij een overeenkomst van opdracht had met [Z.] voor werkzaamheden met een graafmachine in [vestigingsplaats 2]. Het hof heeft eerder bewijs opgedragen aan [appellant] om aan te tonen dat hij in het voorjaar van 2007 deze opdracht had gekregen. Tijdens de enquête op 4 november 2014 zijn twee getuigen gehoord, waaronder [getuige], die bevestigde dat er een mondelinge overeenkomst was gesloten met [appellant]. [appellant] zelf heeft ook verklaard dat hij met [getuige] een overeenkomst had, maar MZ Equipment betwist het bestaan van deze overeenkomst en stelt dat er geen schriftelijke bevestiging is. MZ heeft nieuwe stukken ingediend die de schadevordering van [appellant] in twijfel trekken, en het hof heeft besloten dat [appellant] de gelegenheid krijgt om hierop te reageren. De zaak is verwezen naar de rol voor akte uitlating van [appellant] op 26 mei 2015.