ECLI:NL:GHSHE:2015:1394

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 april 2015
Publicatiedatum
17 april 2015
Zaaknummer
14-00296
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Legesheffing voor WOB-verzoek en de rechtsgeldigheid daarvan

In deze zaak gaat het om de vraag of de gemeente ’s-Hertogenbosch terecht leges heeft geheven voor het verstrekken van kopieën in het kader van een WOB-verzoek. De belanghebbende had op 10 september 2012 een aanslag leges van € 6,90 ontvangen voor het verstrekken van 69 fotokopieën. Na bezwaar en beroep bij de Rechtbank Oost-Brabant, waar het beroep ongegrond werd verklaard, heeft de belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Het Hof heeft op 17 april 2015 uitspraak gedaan.

De belanghebbende betwist de legesheffing en stelt dat hij geen schriftelijke toestemming heeft gegeven voor het in rekening brengen van de kopieerkosten. De Heffingsambtenaar heeft echter gesteld dat de leges in overeenstemming zijn met de geldende wettelijke normen en dat de kosten voor het maken van de kopieën terecht zijn doorberekend. Het Hof heeft vastgesteld dat de leges zijn geheven op basis van de Legesverordening 2012 van de gemeente, die bepaalt dat leges mogen worden geheven voor het verstrekken van diensten door de gemeente.

Het Hof oordeelt dat de aanslag leges terecht is opgelegd, omdat de werkzaamheden van de gemeente in het kader van het WOB-verzoek als diensten kunnen worden aangemerkt. De belanghebbende heeft geen bewijs geleverd dat de leges hoger zijn dan de werkelijke kosten. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De kosten voor het griffierecht worden niet vergoed, en er zijn geen termen voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 14/00296
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 6 januari 2014, nummer SHE 13/17, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente ‘s-Hertogenbosch,
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende na te noemen aanslag leges.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is met dagtekening 10 september 2012 een aanslag leges (hierna: de aanslag) opgelegd ten bedrage van € 6,90 wegens het verstrekken van negenenzestig fotokopieën in verband met een verzoek in het kader van de Wet Openbaarheid van Bestuur (hierna: Wob-verzoek). Na tegen de aanslag door belanghebbende gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar bij uitspraak het bezwaar ongegrond verklaard.
1.2.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 42. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.3.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 122. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 16 januari 2015 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, mevrouw [A].
1.5.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
1.6.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2.Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
2.1.
Belanghebbende heeft bij brief van 24 augustus 2012, onder verwijzing naar de Wet openbaarheid van bestuur (hierna ook: Wob), het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente ’s-Hertogenbosch verzocht om alle standaardbrieven c.q. standaardantwoorden inzake de Wet waardering onroerende zaken aanwezig in de computersystemen van de betreffende dienst hem te doen toekomen.
2.2.
Naar aanleiding van het Wob-verzoek is door de gemeente op 29 augustus 2012 telefonisch contact opgenomen met belanghebbende. Hierbij is belanghebbende medegedeeld, dat de gegevens kosteloos digitaal kunnen worden toegestuurd. Voorts is belanghebbende erop gewezen dat voor het fysiek toezenden van de stukken leges in rekening zullen worden gebracht. Belanghebbende heeft verzocht de stukken fysiek te ontvangen, maar tevens vermeld niet te willen dat leges in rekening worden gebracht. Op 30 augustus 2012 is nogmaals telefonisch contact opgenomen met belanghebbende en is aangegeven dat de stukken de week daarna worden verstrekt. Belanghebbende is medegedeeld dat leges in rekening mogen worden gebracht en dat dat ook zou gebeuren. Het college heeft het Wob-verzoek ingewilligd en daartoe 69 kopieën gemaakt.
2.3.
De raad van de gemeente ’s-Hertogenbosch heeft in zijn openbare vergadering van 11 april 2012, gelet op het bepaalde in artikel 229, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, de verordening tot derde wijziging van de “Verordening op de heffing en de invordering van leges in de gemeente ’s-Hertogenbosch 2012” vastgesteld.
2.4.
De Verordening op de heffing en de invordering van leges in de gemeente
’s-Hertogenbosch 2012 (hierna: de Legesverordening 2012) luidt, voor zover te dezen van belang, als volgt:

Artikel 2 Belastbaar feit
Onder de naam ‘leges’ worden rechten geheven voor:
a. het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten;
b. het verrichten van handelingen ten behoeve van een aanvraag van een Nederlandse
identiteitskaart als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Paspoortwet;
een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
Artikel 3 Belastingplicht
Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst of van de Nederlandse identiteitskaart, dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht.
(…)
Artikel 5 Maatstaven van heffing en tarieven
1. De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in dit artikel bepaalde.
(…)
3. Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.
Artikel 6 Wijze van heffing
De leges worden geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
2.5.
Titel 1, hoofdstuk 1, onderdeel 1, sub a van de bij de Legesverordening 2012 behorende Tarieventabel 2012 luidt, voor zover te dezen van belang, als volgt:

1. De leges bedragen voor:
a.
Fotokopie op:
-
A0-formaat (afmeting 84,1 x 118,9 cm) € 5,25
-
A1-formaat (afmeting 59,4 x 84,1 cm) € 3,90
-
A2-formaat (afmeting 42,0 x 59,4 cm) € 3,15
-
A3-formaat (afmeting 29,7 x 42,0 cm) € 0,20
-
A4-formaat (afmeting 21,0 x 29,7 cm) € 0,10
2.6.
Ter zake van het verstrekken van de onder 2.1 bedoelde informatie zijn in totaal negenenzestig fotokopieën op A4-formaat aan belanghebbende verstrekt. De Heffingsambtenaar heeft van belanghebbende leges geheven tot een bedrag van in het totaal € 6,90.

3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.
In geschil is het antwoord op de vraag of aan belanghebbende terecht een aanslag leges is opgelegd. Indien deze vraag bevestigend moet worden beantwoord, is in geschil of het door de Heffingsambtenaar in rekening gebrachte legestarief voor de fotokopieën op een te hoog bedrag is vastgesteld.
Belanghebbende is van mening dat de eerste vraag ontkennend en de tweede vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is met betrekking tot deze beide vragen de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
3.2.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
3.3.
Belanghebbende concludeert in hoger beroep, naar het Hof begrijpt, primair tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en die van de Heffingsambtenaar en tot vernietiging van de aanslag, dan wel subsidiair tot vermindering van de aanslag. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Gronden

Ten aanzien van het geschil
4.1.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de aanslag ten onrechte is opgelegd omdat hij de Heffingsambtenaar geen schriftelijke toestemming heeft gegeven de kopieerkosten voor het verstrekken van de informatie op papier aan hem in rekening te brengen. Belanghebbende stelt zowel op 29 augustus 2012 als op 30 augustus 2012 telefonisch medegedeeld te hebben dat hij hiermee niet akkoord ging.
4.2.
Uit de telefoonnotities van 29 augustus 2012 respectievelijk 30 augustus 2012 blijkt dat belanghebbende door de medewerker van de gemeente ’s-Hertogenbosch gewezen is op de mogelijkheid de informatie kosteloos digitaal te ontvangen, maar dat bij toezending van de informatie op schrift een aanslag leges wordt opgelegd. Desondanks heeft belanghebbende verzocht om verstrekking van de informatie op schrift.
4.3.
Op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet kunnen rechten worden geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. Door of vanwege het gemeentebestuur verrichte werkzaamheden kunnen worden aangemerkt als diensten in de zin van die bepaling indien die werkzaamheden rechtstreeks en in overheersende mate verband houden met dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang (Hoge Raad 9 september 2011, nr. 10/04967, ECLI:NL:HR:2011:BQ4105 en Hoge Raad 8 februari 2013, 12/00529, ECLI:NL:HR:2013:BZ0693).
Met het vervaardigen van kopieën van documenten in het kader van de uitvoering van een ingewilligd Wob-verzoek is een particulier belang gediend. Derhalve is er sprake van een dienst als bedoeld in artikel 229, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet en mogen de kosten daarvan aan belanghebbende in rekening worden gebracht (Hoge Raad 8 februari 2013, nr. 12/00529, ECLI:NL:HR:2013:BZ0693).
4.4.
Gelet op het vorenstaande is het Hof van oordeel dat op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, in samenhang met de Legesverordening 2012, door de Heffingsambtenaar terecht aan belanghebbende een aanslag leges is opgelegd.
4.5.
De Heffingsambtenaar heeft in het verweerschrift bij de Rechtbank onder het overleggen van een deel van de aan Tarieventabel ten grondslag liggende begroting en een overzicht van kostendekkendheid van de leges in de Tarieventabel de geheven leges gemotiveerd onderbouwd. Ter zitting heeft de Heffingsambtenaar voorts uitvoerig het legestarief van € 0,10 per fotokopie op A4-formaat toegelicht. De Heffingsambtenaar heeft daarbij aangegeven dat de geheven leges voldoen aan artikel 229b, eerste lid, van de Gemeentewet, inhoudende dat de geraamde baten niet uitgaan boven de geraamde lasten. De kostprijs voor een fotokopie op A4-formaat bedraagt € 0,23. Uit de begroting die ten grondslag ligt aan de Tarieventabel 2012 (bijlage 9 bij het verweerschrift in eerste aanleg) blijkt dat voor 2.500 kopieën de totale kosten € 567,07 bedragen. De begroting die ten grondslag ligt aan de Tarieventabel 2012 is gebaseerd op de facturen van het jaar 2011.
De directe kosten voor het maken van 2.500 kopieën bestaan uit papierkosten à € 0,013 per kopie, kosten voor het kopieerapparaat à € 0,029 per kopie en de loonkosten van de ambtenaar. Er wordt papier ingekocht voor € 6,50 per 500 vellen. Wat betreft de kosten voor het kopieerapparaat wordt aan de gemeente per kopie € 0,029 in rekening gebracht. De loonkosten voor een ambtenaar niveau 3 bedragen € 36.455 per jaar op basis van 1.330 productieve arbeidsuren. Dit is een uurtarief van € 27,41.
De indirecte kosten voor huisvesting en dergelijke bedragen € 25.000. Dit bedrag gedeeld door het aantal productieve arbeidsuren is € 18,80.
In de kostenberekening wordt rekening gehouden met het feit dat er door de ambtenaar in de stukken gebladerd moet worden en dergelijke. Derhalve duurt het 14,5 seconden om één kopie te maken. Voor het maken van 2.500 kopieën is dus 10 uur tijd benodigd. Het totale tarief is: € 0,013 + € 0,029 + (((€ 27,41 + € 18,80) x 10 uren) : 2.500 kopieën= € 0,185) = € 0,23 per kopie.
4.6.
Belanghebbende heeft de kostenberekening van de Heffingsambtenaar deels betwist. Belanghebbende stelt dat de loonkosten en de kosten voor huisvesting niet mogen worden doorberekend in het legestarief. Daarnaast stelt belanghebbende dat hij bekend is met lagere tarieven dan € 0,10 per fotokopie, namelijk tarieven van € 0,009 respectievelijk € 0,037 respectievelijk € 0,05 per fotokopie.
4.7.
Leges mogen worden geheven ter vergoeding van kosten welke door de verleende dienst worden veroorzaakt. Deze kosten kunnen direct dan wel indirect toe te rekenen zijn aan de dienstverlening. Onder directe kosten worden de kosten verstaan die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verrichte dienstverlening zoals loonkosten en materiële kosten. Onder indirecte kosten worden de kosten verstaan die niet rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende dienst. Dit betreffen onder andere de kosten voor huisvesting en management en ondersteuning. Indirecte kosten die niet mogen worden doorberekend in het legestarief zijn kosten voor bijvoorbeeld beleidsvoorbereiding en inspraak-, bezwaar- en beroepsprocedures (Kamerstukken I 1988/89, 20 565, nr. 140a (MvA)). De Heffingsambtenaar heeft, zoals weergegeven onder 4.5, gemotiveerd uiteengezet dat de geraamde baten niet uitgaan boven de geraamde lasten zoals bepaald in artikel 229b, eerste lid, van Gemeentewet. Gelet op het vorenstaande is het Hof van oordeel dat de Heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat met het legestarief van € 0,10 per fotokopie op A4-formaat de zogenoemde opbrengstlimiet niet wordt overschreden.
4.8.
Het feit dat belanghebbende bekend is met goedkopere tarieven voor kopiëren doet niet af aan de gemotiveerde onderbouwing van het legestarief door de Heffingsambtenaar. Het is vaste jurisprudentie dat er geen rechtstreeks verband behoeft te bestaan tussen de hoogte van de leges enerzijds en de omvang van de dienstverlening dan wel de door de gemeente gemaakte kosten anderzijds (vergelijk de arresten van de Hoge Raad van 4 maart 1981, nr. 20 037, BNB 1981/142; van 18 september 1991, nr. 27 457, BNB 1991/351 en van 24 december 1997, nr. 32 569, ECLI:NL:HR:1997:AA3345). Er is geen rechtsregel dat de leges niet hoger mogen zijn dan door anderen dan de gemeente gehanteerde tarieven.
4.9.
Voorts stelt belanghebbende dat in het verdrag van de Raad van Europa “on Acces to Official Document” (CETS No.:205), gesloten te Tromsø, is bepaald dat het niet is toegestaan om meer dan de daadwerkelijke kosten van de kopieën in rekening te brengen. Nederland heeft dit verdrag echter niet ondertekend noch geratificeerd. De stelling van belanghebbende treft derhalve geen doel.
4.10.
Belanghebbende heeft ter zitting een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel. Belanghebbende stelt dat voor het vervaardigen van kopieën in het kader van eerder door hem ingediende Wob-verzoeken geen aanslagen leges zijn opgelegd door de gemeente
’s-Hertogenbosch. Van schending van het gelijkheidsbeginsel kan sprake zijn indien a) de Heffingsambtenaar een begunstigend beleid voert, b) met het oogmerk ten aanzien van een (groep) belastingplichtige(n) de heffing achterwege heeft gelaten om deze te begunstigen of c) de meerderheidsregel wordt geschonden. De Heffingsambtenaar heeft verklaard dat het vroeger niet altijd het geval is geweest dat bij iedere toezending van informatie op schrift naar aanleiding van een Wob-verzoek een aanslag leges werd opgelegd, maar dat op een bepaald (voor 2012 gelegen) moment het beleid en de verordening op de heffing en de invordering van leges zijn aangepast en sindsdien bij iedere toezending van informatie op schrift een aanslag leges wordt opgelegd. Voorts heeft de Heffingsambtenaar onbetwist gesteld dat bij belanghebbende eenmaal per abuis door een bezwarencommissie stukken zijn afgegeven, die niet (zonder heffing van leges) gegeven hadden mogen worden. Het Hof is derhalve van oordeel dat er geen sprake is van een door de Heffingsambtenaar gevoerd begunstigend beleid of een oogmerk van begunstiging. Bij toepassing van de meerderheidsregel is het van belang dat in de meerderheid van met het geval feitelijk en rechtens vergelijkbare gevallen een juiste wetstoepassing achterwege is gebleven. Nu belanghebbende ter zitting geen concrete vergelijkbare gevallen heeft benoemd, acht het Hof door belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat in de meerderheid van de gevallen een juiste wetstoepassing achterwege is gebleven.
Slotsom
4.11.
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de Rechtbank dient te worden bevestigd.
Ten aanzien van het griffierecht
4.12.
Het Hof is van oordeel dat er geen redenen aanwezig zijn om te gelasten dat de Inspecteur aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoedt.
Ten aanzien van de proceskosten
4.13.
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

5.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Aldus gedaan op 17 april 2015 door P. Fortuin, voorzitter, T.A. Gladpootjes en L.M. Brouwer-Harten, in tegenwoordigheid van A.A. van Wendel de Joode, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
een dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.