ECLI:NL:GHSHE:2015:1299
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Omgangsregeling tussen vader en dochter met dwangsom bij niet-nakoming door moeder
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een omgangsregeling tussen een vader en zijn dochter, na eerdere beslissingen van de rechtbank. De vader, appellant in hoger beroep, had eerder omgang met zijn dochter, maar de moeder, verweerster, weigerde medewerking te verlenen aan de omgangsregeling. Het hof had eerder op 27 maart 2014 bepaald dat de vader en dochter recht hadden op omgang onder begeleiding van het Rotterdams Omgangshuis. Echter, door de houding van de moeder vond deze omgang niet plaats. De vader had in de tussentijd wel enkele contacten met zijn dochter, maar de moeder bleef weigeren om verdere afspraken te maken.
Tijdens de mondelinge behandeling op 3 maart 2015 werd de vader gehoord, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl de moeder en de vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming niet verschenen. Het hof heeft kennisgenomen van verschillende rapporten en brieven, waaronder een rapport van de Raad van 22 oktober 2014, waarin de positieve band tussen de vader en dochter werd benadrukt. Het hof overwoog dat de moeder stelselmatig weigerde om mee te werken aan de omgangsregeling, wat de ontwikkeling van de dochter in gevaar bracht.
Het hof oordeelde dat het in het belang van de dochter was om een onbegeleide omgangsregeling vast te stellen, met een dwangsom van € 200,- per keer dat de moeder niet meewerkte, tot een maximum van € 10.000,-. De omgangsregeling werd vastgesteld met specifieke data en tijden, waarbij de vader en dochter op structurele basis contact zouden hebben. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof wees het meer of anders verzochte af.