3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
[appellante] Bouw is een aannemersbedrijf. [geïntimeerde] is een loodgietersbedrijf.
[appellante] Bouw heeft in de periode van 2007 tot en met 2010 een aantal werken aangenomen en uitgevoerd waarbij [geïntimeerde] als onderaannemer van [appellante] Bouw, op basis van mondelinge overeenkomsten van (onder)aanneming van werk, diverse loodgieters- en zinkwerkzaamheden heeft verricht.
Bij factuur van 30 april 2009 heeft [geïntimeerde] aan [appellante] Bouw € 11.457,97 inclusief btw in rekening gebracht voor de werkzaamheden die [geïntimeerde] als onderaannemer van [appellante] Bouw heeft verricht bij de familie [D.] .
Omdat [appellante] Bouw deze factuur onbetaald liet, heeft [geïntimeerde] haar vordering uit hoofde van de factuur uit handen gegeven aan haar advocaat. De advocaat heeft [appellante] Bouw bij brief van 10 april 2012 tot betaling gesommeerd.
Als reactie op die brief heeft [appellante] Bouw bij e-mail van 11 april 2012 onder meer het volgende meegedeeld aan de advocaat van [geïntimeerde] :
“Naar aanleiding van uw schrijven d.d. 10 april 2012, deel ik u mede dat de heer [geïntimeerde] volledig op de hoogte is van de reden waarom zijn openstaand bedrag nog niet is voldaan.
Mondeling is door de heer [geïntimeerde] en de heer [appellante] van [appellante] Bouw B.V. afgesproken dat wanneer alle werken door [appellante] waren afgerond deze zaak zou worden afgewerkt.
De heer [geïntimeerde] is volledig op de hoogte van alle werken waar, door zijn nalatigheid de kosten enorm zijn toegenomen/schade is ontstaan door het niet correct maken van zijn opdracht.
(…)
[appellante] bouw B.V. heeft vaak zelf bouwwerken gedeeltelijk moeten slopen om de rotzooi van de heer [geïntimeerde] te trasseren.
De opsomming van deze werken met de bedragen vind u in de bijlage.
Het bedrag is nog niet volledig, (…)”
In de bijlage bij de brief zijn zeven projecten opgesomd in verband waarmee [appellante] Bouw stelt tegenvorderingen op [geïntimeerde] te hebben.
Bij brief van 25 mei 2012 aan [appellante] Bouw heeft de advocaat van [geïntimeerde] , kort gezegd, de zeven projecten besproken, geconcludeerd dat [geïntimeerde] in verband met die projecten geen schadevergoeding aan [appellante] Bouw verschuldigd is en [appellante] Bouw nogmaals gesommeerd om de factuur van 30 april 2009 vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten te voldoen.
[appellante] Bouw heeft de factuur van 30 april 2009 ook na ontvangst van de bovenstaande sommaties niet voldaan.
3.2.1.In de onderhavige procedure vorderde [geïntimeerde] in eerste aanleg in conventie, voor zover in hoger beroep van belang, veroordeling van [appellante] Bouw tot betaling van:
het op 30 april 2009 gefactureerde bedrag van € 11.457,94, vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over dat bedrag vanaf 8 mei 2009;
€ 800,-- ter zake buitengerechtelijke kosten;
met veroordeling van [appellante] Bouw in de proceskosten vermeerderd met nakosten en wettelijke rente.
3.2.2.Aan deze vordering heeft [geïntimeerde] ten grondslag gelegd dat hij de overeengekomen werkzaamheden als onderaannemer bij de familie [D.] heeft verricht en dat [appellante] Bouw de in verband daarmee verzonden factuur van 30 april 2009 moet betalen.
3.2.3.[appellante] Bouw heeft als verweer aangevoerd dat zij schade heeft geleden omdat [geïntimeerde] de werkzaamheden als onderaannemer op zeven projecten van [appellante] Bouw niet goed heeft verricht. [appellante] Bouw noemt in dit verband de projecten:
familie [X.] te [woonplaats 2] ;
familie [Y.] te [woonplaats 2] ;
familie [Z.] te [woonplaats 2] ;
familie [A.] te [woonplaats 1] ;
familie [B.] te [woonplaats 3] ;
familie [C.] te [woonplaats 4] ;
familie [D.] te [woonplaats 2] .
Volgens [appellante] Bouw is die schade die zij heeft gelden als gevolg van tekortkomingen van [geïntimeerde] op die projecten, hoger dan het bedrag van de factuur van 30 april 2009. [appellante] Bouw beroept zich op opschorting van haar betalingsverplichting en op verrekening van het door haar op grond van de factuur verschuldigde bedrag met een hogere tegenvordering ter zake schadevergoeding.
[appellante] Bouw concludeert dat zij in conventie niets aan [geïntimeerde] verschuldigd is.
3.2.4.Voorbouwend op haar verweer vorderde [appellante] Bouw in eerste aanleg in reconventie een verklaring voor recht, inhoudende:
dat [geïntimeerde] ondeugdelijk werk heeft verricht bij [X.] , [A.] , [Y.] , [Z.] , [D.] , [B.] en [C.] en dientengevolge aansprakelijk is voor de schade die [appellante] Bouw ten gevolge daarvan heeft geleden;
dat [geïntimeerde] ten onrechte met betrekking tot het werk bij de familie [D.] twee thermostaten ter waarde van € 265,26 (excl. btw) in rekening heeft gebracht;
dat [geïntimeerde] ten onrechte met betrekking tot het werk bij de familie [B.] een regenpijp ter waarde van € 210,08 (excl. btw) bij [appellante] Bouw in rekening heeft gebracht;
met veroordeling van [geïntimeerde] tot vergoeding van de schade die [appellante] Bouw heeft geleden en zal lijden ten gevolge van het door [geïntimeerde] ondeugdelijk verrichte werk bij [X.] , [A.] , [Y.] , [Z.] , [D.] , [B.] en [C.] , op te maken bij staat, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
3.3.1.In het beroepen vonnis van 6 juni 2013 heeft de kantonrechter in conventie, kort weergegeven, het volgende overwogen.
Er is niet komen vast te staan dat [appellante] Bouw met [geïntimeerde] heeft afgesproken dat [appellante] Bouw betaling van de factuur van 30 april 2009 zou opschorten totdat [geïntimeerde] alle gebreken ter zake haar werkzaamheden bij de verschillende opdrachtgevers zou hebben hersteld (rov. 4.3).
Er is niet komen vast te staan dat [appellante] Bouw jegens [geïntimeerde] een beroep op een opschortingsrecht heeft gedaan (rov. 4.4).
[appellante] Bouw moet de factuur van [geïntimeerde] van 30 april 2009 dus betalen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 8 mei 2009 (rov. 4.6).
3.3.2.In reconventie heeft de kantonrechter, samengevat, het volgende overwogen.
[geïntimeerde] heeft de verschillende werken in 2008 en 2009 afgerond. [appellante] Bouw heeft het werk van [geïntimeerde] op de verschillende projecten niet binnen redelijke termijn gekeurd en wel zonder protest de facturen van [geïntimeerde] voldaan. De werken moeten daarom geacht worden door [appellante] Bouw stilzwijgend te zijn aanvaard en zij moeten daarom geacht worden te zijn opgeleverd op de voet van artikel 7:758 lid 1 BW (rov. 4.12).
[geïntimeerde] is op grond van artikel 7:758 lid 3 BW ontslagen van aansprakelijkheid voor de gebreken die [appellante] Bouw ten tijde van de oplevering redelijkerwijs had moeten constateren (rov. 4.13).
Een deel van de gebreken is ontstaan na de oplevering. Met betrekking tot die gebreken moet beoordeeld worden of [appellante] Bouw voldaan heeft aan de uit artikel 7:759 voortvloeiende verplichting om [geïntimeerde] de gelegenheid te geven om die gebreken binnen redelijke termijn weg te nemen (rov. 4.14).
Er is niet komen vast te staan dat [appellante] Bouw eerder dan bij e-mail van 11 april 2012 aan [geïntimeerde] kennis heeft gegeven van de gebreken waar [appellante] Bouw haar vordering in reconventie op baseert, terwijl de betreffende werken zijn opgeleverd in 2008 en 2009. [appellante] Bouw heeft dus niet binnen de in artikel 6:89 BW bedoelde bekwame tijd bij [geïntimeerde] geklaagd over de gebreken. [appellante] Bouw kan dus jegens [geïntimeerde] geen beroep meer doen op de gebreken (rov. 4.15, 4.16 en 4.17).
3.3.3.Op grond van de hierboven weergegeven oordelen heeft de kantonrechter [appellante] Bouw in conventie veroordeeld tot betaling van:
het op 30 april 2009 gefactureerde bedrag van € 11.457,94, vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over dat bedrag vanaf 8 mei 2009;
€ 800,-- ter zake buitengerechtelijke kosten;
met veroordeling van [appellante] Bouw in de kosten van het geding in conventie, vermeerderd met nakosten en wettelijke rente en met afwijzing van het meer of anders gevorderde.
In reconventie heeft de kantonrechter de vorderingen van [appellante] Bouw afgewezen en [appellante] Bouw in de proceskosten veroordeeld.