ECLI:NL:GHSHE:2015:1071

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 maart 2015
Publicatiedatum
24 maart 2015
Zaaknummer
HD200.139.448_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennep en energiefraude: aansprakelijkheid van huurder voor onterecht gebruik van energieleverancier

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Enexis BV tegen een vonnis van de kantonrechter in een civiele procedure. Enexis, een energieleverancier, vordert betaling van een bedrag van € 9.301,85 van [geïntimeerde], die als huurder van een woning wordt beschouwd waar een hennepkwekerij is aangetroffen. De zaak draait om de vraag of [geïntimeerde] bevoegd was om de gegevens van een derde, [onderhuurder], door te geven aan de energieleverancier zonder diens medeweten. Het hof oordeelt dat de feiten zoals vastgesteld in het bestreden vonnis niet zijn betwist en dat [geïntimeerde] in eerste aanleg onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij met [onderhuurder] een huurovereenkomst heeft gesloten. Het hof laat [geïntimeerde] toe om bewijs te leveren van zijn stelling dat hij de woning aan [onderhuurder] onderverhuurde en dat hij met diens goedkeuring de aanmelding bij de energieleverancier deed. De uitspraak van het hof houdt in dat de bewijslast bij [geïntimeerde] ligt en dat verdere beslissingen worden aangehouden tot het bewijs is geleverd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

zaaknummer HD 200.139.448/01
arrest van 24 maart 2015
in de zaak van
Enexis BV,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
hierna aan te duiden als Enexis,
advocaat: mr. G.E.M.C. Reinartz te Eindhoven,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde],
advocaat: mr. C.T.E. Verhaeg te Horst,
op het bij exploot van dagvaarding van 8 november 2013 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de kantonrechter bij de rechtbank Oost-Brabant van 8 augustus 2013, gewezen tussen Enexis als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 878446/410 13-1570)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met één productie;
  • de memorie van antwoord.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
De feiten zoals vastgesteld in het bestreden vonnis zijn in hoger beroep niet betwist. Het hof gaat ook van die feiten uit, alsmede van een aantal hierna genoemde feiten. Het gaat om het volgende.
3.1.1.
Op 15 maart 2010 werd in de woning aan [het adres] te [plaats] (hierna: “de woning”) een - in gebruik zijnde - hennepkwekerij aangetroffen. In de woning en de bijbehorende schuur werden in totaal vijf kweekruimtes aangetroffen. De originele fabrieksverzegeling van de kWh-meter in de woning was verbroken en de meter vertoonde beschadigingen aan de telwerken. In de meterkast werd een illegale aftakking op de aansluitkabel vóór de kWh-meter geconstateerd.
3.1.2.
[geïntimeerde] stond op dat moment op het onder 3.1.1 genoemde adres ingeschreven. De electriciteitsaansluiting voor de woning stond op dat moment op naam van [onderhuurder] (hierna: “[onderhuurder]”). Volgens een door [geïntimeerde] overgelegd handgeschreven stuk verhuurde [geïntimeerde] de woning (onder) aan [onderhuurder]. [geïntimeerde] huurde de woning zelf van [verhuurder].
3.1.3.
Op 18 maart 2010 werd [geïntimeerde] aangehouden in een woning in [plaats], waar ook een hennepkwekerij werd aangetroffen.
3.1.3.
[geïntimeerde] werd strafrechtelijk vervolgd voor, kort gezegd, het telen van hennep en diefstal van electriciteit met betrekking tot de in de woning (feiten 1 en 2) en de woning in [plaats] (feiten 3 en 4) aangetroffen hennepkwekerijen. Bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Roermond van 5 oktober 2010 werd [geïntimeerde] vrijgesproken van de feiten 1 en 2 en daarmee van zijn betrokkenheid bij de in de onderhavige procedure aan de orde zijnde hennepkwekerij. Enexis, die zich als benadeelde partij in de strafprocedure had gevoegd, werd niet ontvankelijk verklaard in haar vordering. Ter zake van de feiten 3 en 4 (de kwekerij in [plaats]) werd [geïntimeerde] veroordeeld tot een gevangenisstraf en werd de aan deze feiten gerelateerde vordering van Enexis toegewezen.
3.1.4.
Op 3 september 2010 werd in België [onderhuurder] gehoord. [onderhuurder] ontkende iedere betrokkenheid bij de in de woning aangetroffen hennepkwekerij en ook dat hij de woning van [geïntimeerde] had gehuurd en daartoe een huurovereenkomst had gesloten.
3.2.1.
In de onderhavige procedure vordert Enexis veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van een bedrag van € 9.301,85, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 maart 2010 en met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
3.2.2.
Aan deze vordering legde Enexis, kort samengevat, het volgende ten grondslag .
[geïntimeerde] was huurder van de woning en stond daar ingeschreven. [onderhuurder] is een niet bestaand persoon, door [geïntimeerde] gebruikt om zijn eigen betrokkenheid bij de hennepkwekerij in de woning te verhullen. Volgens Enexis is [geïntimeerde] primair schadeplichtig op grond van de met Enexis gesloten overeenkomst, subsidiair op grond van onrechtmatige daad.
Gelet op de aangetroffen plantenresten, de hoeveelheid stof op de assimilatielampen, de vervuiling van de koolstoffilters, de gebruikte snoeischaartjes en de schimmel op de muren, kan worden uitgegaan van voorgaande teelten. Enexis heeft het totale niet-geregistreerde energieverbruik berekend op 84.158 kWh. Zij heeft haar vordering als volgt gespecificeerd:
berekend verbruik: € 7.498,48
capaciteitstarief € 716,51
administratiekosten € 260,00
kosten onderzoek kWh-meter € 99,00
vervangen 3 fase kWh-meter € 80,86
vooronderzoekskosten € 307,00
kosten werkzaamheden fraude-inspecteur
€ 340,00
Totaal € 9.301,85
3.2.3.
[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.3.1.
De kantonrechter heeft op 30 mei 2013 een comparitie van partijen gehouden. Bij de stukken bevinden zich niet de uitspraak waarbij de comparitie is gelast, noch het proces-verbaal van de comparitie. Het hof heeft van deze stukken dus geen kennis kunnen nemen.
Bij het bestreden eindvonnis van 8 augustus 2013 heeft de kantonrechter de vorderingen van Enexis afgewezen en haar veroordeeld in de aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen proceskosten. De kantonrechter oordeelde daartoe dat van een overeenkomst tussen Enexis en [geïntimeerde] niet is gebleken, wel van een overeenkomst tussen Enexis en [onderhuurder], en dat de stelling van Enexis dat [onderhuurder] een niet bestaand persoon is, gemotiveerd door [geïntimeerde] is betwist. Ook als [onderhuurder] niet zou bestaan, zou daarmee overigens nog niet vast zijn komen te staan, dat [geïntimeerde] een overeenkomst met Enexis heeft gesloten, aldus de kantonrechter. Volgens de kantonrechter is de vordering evenmin op de subsidiaire grondslag toewijsbaar, omdat Enexis – in het licht van het feit dat [geïntimeerde] van het telen van hennep in de woning en de daarmee samenhangende diefstal van energie is vrijgesproken – onvoldoende heeft gesteld omtrent [geïntimeerde]’s betrokkenheid bij de hennepkwekerij in de woning.
3.4.1.
Enexis heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Zij heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen, alsmede tot veroordeling van [geïntimeerde] tot terugbetaling van de door Enexis ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] betaalde proceskosten van € 500,--, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.
3.4.2.
Enexis heeft één grief aangevoerd. In de toelichting op de grief heeft Enexis betoogd dat [geïntimeerde] de gegevens van [onderhuurder] heeft gebruikt om daarmee zijn eigen betrokkenheid bij de hennepkwekerij in de woning te verhullen. Enexis heeft haar stellingen in hoger beroep in zoverre gewijzigd, dat zij niet meer betoogt dat [onderhuurder] niet bestaat. Volgens Enexis heeft [geïntimeerde] telefonisch contact gehad met Essent, de electriciteitsleverancier, en daarbij medegedeeld als verhuurder de gegevens van de huurder [onderhuurder] door te geven. Enexis heeft in dit verband een uitdraai overgelegd uit het klantenadministratiesysteem van Essent, waaruit volgens haar blijkt dat op 24 augustus 2009 [geïntimeerde] [onderhuurder] als huurder heeft aangemeld, onder de mededeling dat [onderhuurder] op dat moment naast hem zat. Volgens Enexis was van dat laatste echter geen sprake en heeft [geïntimeerde], die al een hennepverleden had, de gegevens van [onderhuurder] gebruikt om een huurovereenkomst op te stellen en de aanmelding bij Essent te doen, terwijl [onderhuurder] niet daadwerkelijk huurde noch een overeenkomst met Essent aanging. Volgens Enexis was [geïntimeerde] niet bevoegd om [onderhuurder] te vertegenwoordigen en is de overeenkomst feitelijk met [geïntimeerde] zelf gesloten.
3.4.3.
[geïntimeerde] heeft, samengevat, het volgende aangevoerd. Hij heeft met [onderhuurder] een huurovereenkomst gesloten. De handtekening op dat stuk is van [onderhuurder]. Uit de op naam van [onderhuurder] staande jaarafrekening blijkt dat in verband met de energielevering aan de woning voorschotten zijn betaald. [geïntimeerde] heeft die niet betaald. Het komt voor rekening en risico van Enexis dat zij geen bewijs heeft overgelegd op basis waarvan de identiteit van [onderhuurder] is vastgesteld bij het sluiten van de overeenkomst tot energielevering aan de woning. [geïntimeerde] heeft Essent gebeld om [onderhuurder] aan te melden, niet om zelf een contract af te sluiten. Er was geen sprake van vertegenwoordiging. [geïntimeerde] gaf enkel de gegevens van [onderhuurder] door. Zou [geïntimeerde] [onderhuurder] onbevoegd vertegenwoordigd hebben, dan had [onderhuurder] de overeenkomst kunnen ontbinden. Dat heeft hij niet gedaan. Dams is zelfs begonnen te betalen. [geïntimeerde] heeft geen overeenkomst gesloten met Enexis, ook niet op naam van Dams. Volgens [geïntimeerde] rustte op hem dan ook geen zorgplicht met betrekking tot de electriciteitsmeter.
3.4.4.
Het hof oordeelt als volgt.
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg stukken overgelegd ter onderbouwing van zijn verweer dat [onderhuurder] bestaat, dat hij met [onderhuurder] een huurovereenkomst heeft gesloten en dat [onderhuurder] degene is die met Enexis een overeenkomst heeft gesloten.
Enexis betwist niet langer dat [onderhuurder] bestaat. Wel dat [onderhuurder] de woning van [geïntimeerde] huurde en dat [geïntimeerde] bevoegd was [onderhuurder] te vertegenwoordigen bij het sluiten van een overeenkomst met Enexis (via Essent) met betrekking tot de levering van de diensten van de netbeheerder aan de woning.
3.4.5.
De door [geïntimeerde] overgelegde stukken vormen niet zonder meer een aanwijzing voor de juistheid van zijn stellingen. De brieven van Essent aan [onderhuurder] en de jaarafrekening op naam van [onderhuurder] kunnen immers even goed het gevolg zijn van de telefonische aanmelding door [geïntimeerde] zonder medeweten en akkoord van [onderhuurder]. Uit de door [geïntimeerde] overgelegde stukken blijkt niet of de voorschotten zijn betaald, en zo ja, door wie. Uit de brief van de gemeente Sevenum van 24 augustus 2009 gericht aan [onderhuurder] blijkt niet
wiezich bij de gemeente heeft gemeld met een verzoek tot inschrijving. Uit de e-mail van een gemeente-medewerker van 18 maart 2010 (hof: de gemeente Sevenum was kennelijk inmiddels opgeheven en opgegaan in de gemeente [plaats]) blijkt dat bij de betrokken medewerker van de voormalige gemeente Sevenum niets bekend was omtrent de naam [onderhuurder] en dat evenmin in het archief iets onder die naam werd gevonden. Aantekeningen van [geïntimeerde] inhoudende gegevens van [onderhuurder] kunnen even goed passen bij de stellingen van Enexis dat [geïntimeerde] zonder medeweten en akkoord van [onderhuurder] diens gegevens heeft gebruikt.
Met de vrijspraak van [geïntimeerde] door de strafkamer van de rechtbank Roermond is evenmin de juistheid aangetoond van [geïntimeerde]’s stelling dat hij niet bij de hennepkwekerij in de woning is betrokken. Het oordeel van de strafrechter dat er ter zake te weinig wettig en overtuigend bewijs was, staat niet in de weg aan een andersluidend oordeel van de civiele rechter, die een eigen afweging maakt op basis van het in die civiele procedure vastgestelde feitencomplex, dat overigens anders en/of uitgebreider kan zijn dan het aan de strafrechter bekende bewijsmateriaal.
De huurovereenkomst ten slotte boet aan bewijskracht in, nu uit de (door [geïntimeerde] overgelegde) verklaring van [onderhuurder] blijkt dat [onderhuurder] ontkent een huurovereenkomst met betrekking tot de woning te hebben getekend.
3.4.6.
[geïntimeerde] heeft in hoger beroep erkend dat hij met Essent heeft gebeld en daarbij [onderhuurder] als huurder van de woning heeft aangemeld (mva 14). Dat kan niet anders worden begrepen – en blijkens de stellingen van [geïntimeerde] is dat ook volgens hem zo – dan dat [geïntimeerde] bij die aanmelding het oog had op de totstandkoming van overeenkomsten tussen [onderhuurder] en Essent/Enexis tot het leveren van energie respectievelijk de diensten van de netbeheerder aan de woning (hierna: “de overeenkomsten”). Dat impliceert dat [geïntimeerde] met medeweten en goedkeuring van [onderhuurder] diens gegevens aan Essent doorgaf met het oog op het sluiten van de overeenkomsten. In die stelling van [geïntimeerde] ligt besloten dat [geïntimeerde] [onderhuurder] dus vertegenwoordigde in die zin, dat [geïntimeerde] gevolmachtigd was om [onderhuurder] bij Essent aan te melden met het oog op de totstandkoming van de overeenkomsten. Het hof begrijpt de stellingen van Enexis aldus dat Enexis betwist dat van een zodanige volmacht sprake was.
3.4.7.
De bewijslast ter zake van de vraag of een toereikende volmacht is verleend rust op de (pseudo-)gevolmachtigde, in dit geval [geïntimeerde] (vgl. ook Hoge Raad 22 november 2013, ECLI:NL:HR 2013:1384). [geïntimeerde] heeft (in eerste aanleg) een bewijsaanbod gedaan. Hij zal tot bewijslevering worden toegelaten.
Daarnaast zal [geïntimeerde] worden toegelaten tot bewijs van zijn stelling dat hij ten tijde van het aantreffen van de hennepkwekerij de woning aan [onderhuurder] onderverhuurde. Die stelling betreft immers een bevrijdend verweer terzake waarvan [geïntimeerde] de bewijslast draagt.
3.5.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De uitspraak

Het hof:
laat [geïntimeerde] toe te bewijzen:
1. dat toen hij op 24 augustus 2009 bij Essent [onderhuurder] als huurder van de woning aanmeldde, hij dat met medeweten en goedkeuring van [onderhuurder] deed, en
2. dat hij ten tijde van het aantreffen van de hennepkwekerij de woning aan [onderhuurder] onderverhuurde;
bepaalt, voor het geval [geïntimeerde] bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. Wabeke als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van 7 april 2015 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaat van [geïntimeerde] tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. Brandenburg, M.A. Wabeke en J.F.M. Pols en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 24 maart 2015.
griffier rolraadsheer