Uitspraak
1.Ontstaan en loop van het geding
1 januari 2006 tot en met 31 december 2007, een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 21.486 aan belasting, alsmede bij beschikking een boete van € 10.743. Tevens is bij beschikking heffingsrente van € 3.410 in rekening gebracht.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A], vennoot van belanghebbende, vergezeld van belanghebbendes gemachtigde de heer [C], advocaat te [D],
2.Feiten
9-8-2007, 16-8-2007, 23-8-2007, 13-9-2007, 20-9-2007, 27-9-2007, 4-10-2007, 11-10-2007 (ten name van [belanghebbende] [vestigingsplaats]); en 9-8-2007, 23-8-2007, 6-9-2007 en 13-9-2007 (ten name van [belanghebbende] [G]), met dien verstande dat van vier van deze contantnota’s zich telkens twee kopieën in het dossier bevinden: één kopie met handgeschreven aantekeningen en een handtekening er op, en één kopie zonder aantekeningen (nota van 13-9-2007 ten name van [belanghebbende] te [G] en nota’s van 13-9-2007, 20-9-2007 en 27-9-2007 ten name van de vestiging in [vestigingsplaats]).
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
De Inspecteur concludeert, naar het Hof verstaat, tot gegrondverklaring van zijn hoger beroep, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten, tot vernietiging van de uitspraken van de Inspecteur, tot vermindering van de naheffingsaanslag tot € 12.637, tot vermindering van de boete tot € 6.319 en tot dienovereenkomstige vermindering van de heffingsrente .
4.Gronden
- De administratie is zodanig gevoerd dat niet te allen tijde de rechten en verplichtingen van belanghebbende duidelijk blijkt.
- Belanghebbende heeft niet voldaan aan de bewaarplicht omdat de Z-afslagen niet werden bewaard.
- Inkoopnota’s werden gedeeltelijk niet geboekt.
Praktisch gesproken komt het erop neer dat de inspecteur nadere verplichtingen kan opleggen voor de te voeren en te bewaren administratie. Als een administratieplichtige het niet eens is met een dergelijke verplichting, kan hij een verzoek doen om vergoeding van de kosten die zijn gemaakt vanwege het nakomen van een ten onrechte opgelegde verplichting.”
Het Hof onderschrijft derhalve het hierboven onder 4.1 aangehaalde oordeel van de Rechtbank.
Tegen dit laatstgenoemde oordeel komt zowel de Inspecteur als belanghebbende in hoger beroep. Belanghebbende bestrijdt, dat zij bij de Belgische leveranciers niet verantwoorde inkopen heeft gedaan; de Inspecteur bestrijdt het oordeel van de Rechtbank, dat belanghebbende de vereiste aangifte heeft gedaan en is het voorts niet eens met de herrekening van de omzet door de Rechtbank.
4.5. Het Hof overweegt als volgt. In de administratie van belanghebbende werden facturen aangetroffen van [H] en [J], maar niet de bij deze leveranciers aangetroffen contantnota’s. De Inspecteur heeft gesteld, dat de bij belanghebbende aangetroffen inkoopfacturen niet in overeenstemming waren met de contantnota’s en heeft daaruit geconcludeerd, dat belanghebbende tot het bedrag van die contantnota’s zwarte inkoop heeft gepleegd. Hij heeft vervolgens belanghebbendes omzet in het onderhavige tijdvak met percentages van variërend tussen ruim 260 en (afgerond) 330 van de op basis van die contantnota’s berekende zwarte inkoop verhoogd. Het Hof kan de Inspecteur daarin niet volgen. Belanghebbende heeft gemotiveerd gesteld, dat zij uitsluitend inkopen heeft gedaan bij [K] en [J], die zij in haar boekhouding heeft verantwoord en dat de door de Inspecteur aangehaalde contantnota’s hetzij afleverbonnen waren, die door – in de boekhouding verantwoorde - facturen zijn gevolgd, hetzij niet van belanghebbende waren.
Voorts wees belanghebbende tijdens de zitting van het Hof, onweersproken, er op dat op die contantnota’s vermelde inkoopprijzen voor bijv. volkorenmeel (€ 12,20 per 25 kg) significant hoger zijn, dan de prijzen die aan haar door de Belgische leveranciers normaliter in rekening werden gebracht (€ 7,70 per 25 kg ), zodat het onlogisch zou zijn om voor dergelijke hoge prijzen “zwart” in te kopen.
Voorts is de enkele vaststelling, dat de kasadministratie bepaalde gebreken vertoonde, onvoldoende om de administratie als geheel te verwerpen. De Inspecteur heeft daarnaast ook geen andere gebreken aangetroffen, zoals onvoldoende privé-uitgaven van de vennoten.
2 x € 168,58 = € 337,16.
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep van belanghebbende gegrond en het hoger beroep van de Inspecteur ongegrond;
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten;
- verklaart het tegen de uitspraken van de Inspecteur bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken van de Inspecteur;
- vernietigt de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente;
- vernietigt de boetebeschikking;
- gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 493 vergoedt; en
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding bij het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 337,16.