4.1De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder “2. De feiten” feiten vastgesteld. Die feitenvaststelling is niet bestreden, zodat die vaststelling voor het hof ook in hoger beroep het uitgangspunt vormt. Het hof zal hierna een overzicht geven van de relevante feiten.
a. [HOGG] B.V. (hierna: [eigenaar van een bedrijfspand]) is eigenaar van een bedrijfspand – garagebedrijf met showroom – aan het [perceel] te [vestigingsplaats ]. [eigenaar van een bedrijfspand] verhuurde dit bedrijfspand tot 1 januari 2006 aan VDN, die aldaar een garagebedrijf exploiteerde.
b. Per 1 januari 2006 is AZN, die eveneens een garagebedrijf exploiteert, het bedrijfspand van [eigenaar van een bedrijfspand] gaan huren.
c. Begin januari 2006 heeft VDN de inventaris van het bedrijfspand voor een bedrag van € 30.000,00 (inclusief BTW) verkocht aan (opvolgend huurder) AZN. AZN heeft de koopprijs aan VDN voldaan. De – handgeschreven – koopovereenkomst tussen partijen betrof de volgende zaken (dgv. prod. 1):
- meubilair - audio installatie - remmentestbank
- bruggen (3x) - alarmsysteem met videobewaking - telefooncentrale
- olie-installatie (incl …) -radiokast - compressor - balanceerapparaat - lichtreclame - auto wasinstallatie - demonteerapp. - motertakel - (…) x computer (…) - testkast - koplampafstelapp. - hekwerk - fax (…) - brandblusapp. - telefooncentrale - kopierapp. - 2x oprijbanen auto’s - (…)kast - koffieautomaat - kluis - keukeninventaris - werkbank - kasten - compressor
Op de bij conclusie van antwoord als productie 1 overgelegde tweede pagina van genoemde handgeschreven koopovereenkomst is verder onder meer vermeld:
“(…) Overname roerend goed conform lijst
Overnamesom 30.000 incl. BTW. (…)”
d. AZN heeft de bedrijfsinventaris tot eind december 2010 voor haar garagebedrijf gebruikt. Eind december 2010 is de huurovereenkomst tussen AZN en [eigenaar van een bedrijfspand] geëindigd. Bij de oplevering van het bedrijfspand is discussie ontstaan tussen AZN en verhuurder [eigenaar van een bedrijfspand] over de vraag wie van hen eigenaar is van de bedrijfsinventaris.
e. Bij brief van 23 februari 2011 (dgv. prod. 4) heeft AZN de koopovereenkomst tussen haar en VDN buitengerechtelijk ontbonden en VDN gesommeerd om uiterlijk binnen zeven dagen na dagtekening van haar brief te voldoen aan de ongedaanmakingsverplichting die, naar AZN meent, als gevolg van die ontbinding is ontstaan. AZN schrijft onder meer:
“Ingevolge de wet is onder andere de wasserette en het hekwerk onderdeel gaan uitmaken van de onroerende zaak, oftewel het bedrijfspand. Met andere woorden door natrekking krachtens artikel 5:14 BW zijn de roerende zaken onderdeel geworden van het grote geheel, namelijk het bedrijfspand. Deze zaken zijn dan ook met elkaar verenigd.
Het voorgaande houdt in dat u juridisch gezien de betreffende goederen nimmer had kunnen leveren. Als gevolg hiervan is er, zijdens u, sprake van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst. (…)”
f. VDN heeft aan de sommatie van AZN geen gevolg gegeven.
g. Op 25 februari 2011 heeft AZN, met verlof van de voorzieningenrechter in deze rechtbank, conservatoir derdenbeslag doen leggen op de bankrekening van VDN bij de Coöperatieve Rabobank Helmond U.A. Het desbetreffende beslagexploot is op 4 maart 2011 door de deurwaarder betekend aan VDN. Op 11 maart 2011 is VDN gedagvaard.