ECLI:NL:GHSHE:2014:925

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 april 2014
Publicatiedatum
1 april 2014
Zaaknummer
HD 200.109.306-02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kadastrale grensbepaling tussen percelen en onrechtmatige inbreuk op eigendomsrecht

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een geschil tussen twee partijen over de kadastrale grens tussen hun percelen. Appellant 1, eigenaar van een weiland, en appellante 2, hebben een rechtszaak aangespannen tegen geïntimeerden, die een deel van hun perceel in gebruik zouden hebben genomen. De procedure is een vervolg op eerdere vonnissen van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin de vorderingen van appellanten in eerste aanleg zijn afgewezen. De rechtbank oordeelde dat appellanten geen eigenaar waren geworden van de betreffende strook grond. In hoger beroep hebben appellanten dezelfde vordering ingesteld, met een wijziging in de gevorderde buitengerechtelijke kosten.

Het hof heeft in deze zaak de feiten vastgesteld en is van mening dat het van belang is om de kadastrale grens tussen de percelen vast te stellen voordat verder op de argumenten van beide partijen kan worden ingegaan. Het hof heeft een deskundige benoemd om de kadastrale grens te onderzoeken en te bepalen of de schutting van de geïntimeerden zich op het perceel van appellanten bevindt. De kosten van de deskundige zullen voorlopig ten laste van beide partijen komen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en partijen zijn uitgenodigd om zich uit te laten over de benoeming van de deskundige en de vragen die aan deze deskundige voorgelegd zullen worden.

De uitspraak van het hof is gedaan op 1 april 2014, waarbij het hof de zaak naar de rol van 29 april 2014 heeft verwezen voor akte uitlating door appellanten. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan totdat de uitlatingen zijn ontvangen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.109.306/02
arrest van 1 april 2014
in de zaak van

1.[appellant 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[appellante 2] ,wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
advocaat: mr. G.R.A.G. Goorts te Deurne,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[geïntimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. G.J.L.F.M. Schakenraad te Eindhoven,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 18 september 2012 in het hoger beroep van de door de rechtbank 's-Hertogenbosch onder zaaknummer 235112/HA ZA
11-1378 gewezen vonnissen van 21 december 2011, 28 maart 2012 en 13 juni 2012.
De zaak is op de rol van 16 juli 2013 ambtshalve geroyeerd en vervolgens op de rol van 29 oktober 2013 hervat.
Appellanten gezamenlijk worden in het navolgende in mannelijk enkelvoud aangeduid als [appellanten c.s.] Appellant sub 1 wordt aangeduid als [appellant 1] , appellante sub 2 als [appellante 2] . Geïntimeerden worden gezamenlijk in vrouwelijk enkelvoud aangeduid als [geïntimeerden c.s.]

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 18 september 2012 waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 31 oktober 2012;
- de memorie van grieven met eiswijziging;
- de memorie van antwoord met producties;
- de akte overlegging producties zijdens [appellanten c.s.] ;
- het schriftelijk pleidooi, waarbij beide partijen pleitnotities hebben overgelegd.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

6.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

7.De beoordeling

7.1.
[appellanten c.s.] heeft geen grief gericht tegen de vaststelling van de feiten door de rechtbank. Het hof geeft hieronder een overzicht van de feiten.
7.1.1.
[appellant 1] is sinds 30 september 2008 eigenaar van het weiland gelegen aan de [adres] te [plaats] , gemeente Bladel, kadastraal bekend als gemeente Hoogeloon, sectie [sectieletter 1] , nummer [sectienummer 1] (hierna: [sectienummer 1] ). [geïntimeerden c.s.] is sinds 1 november 1995 eigenaar van het perceel [perceel] te [plaats] , gemeente Bladel, kadastraal bekend gemeente Hoogeloon, sectie [sectieletter 1] nummer [sectienummer 2] (hierna: [sectienummer 2] ). De percelen grenzen aan elkaar.
7.1.2.
In de notariële akte van 30 september 2008, opgesteld tussen de voormalig eigenaar van [sectienummer 1] , de heer [voormalig eigenaar] (hierna: [voormalig eigenaar] ), enerzijds en [appellant 1] anderzijds, is onder meer bepaald (zie bijlage 17 in eerste aanleg):
“Verkoper heeft krachtens een mondeling met koper aangegane koopovereenkomst aan koper verkocht en levert op grond daarvan aan koper, die blijkens voormelde overeenkomst van verkoper heeft gekocht en bij deze aanvaardt:
Kadastrale Gemeente Hoogeloon:
het perceel weiland gelegen aan [adres] te [plaats] , kadastraal bekend in sectie [sectieletter 1] nummer [sectienummer 1] , groot vijfentwintig aren en tien centiaren, hierna ook te noemen het verkochte, door koper te gebruiken als weiland.”
7.1.3.
[appellanten c.s.] heeft [geïntimeerden c.s.] bij brief van zijn toenmalige gemachtigde van 2 oktober 2009 onder meer meegedeeld (productie 7 inleidende dagvaarding):
“Zoals bij u bekend is staat een deel van uw schutting op het perceel van mijn cliënten. Hierdoor heeft u uw perceel met ongeveer 2 meter onrechtmatig vergroot en dat van mijn cliënten verkleind. Ook heeft u de tussenliggende sloot zonder goedkeuring van mijn cliënten gedempt.
Hieromtrent is reeds tussen u en mijn cliënten veelvuldig gecorrespondeerd (…)
Cliënten hebben naar mij de wens uitgesproken dat de erfgrens gerespecteerd wordt en – logischerwijs – dat de schutting hiernaar teruggebracht wordt evenals dat de sloot weer in de oude staat wordt teruggebracht zodat de afvoer van (hemel)water geoptimaliseerd wordt.”
7.1.4.
Het kadaster heeft op 13 september 2010 een grensreconstructie uitgevoerd (zie bijlage 18 in eerste aanleg). Volgens deze meting heeft [geïntimeerden c.s.] een deel van het perceel van [appellanten c.s.] in gebruik. [geïntimeerden c.s.] heeft op dit perceel een schutting geplaatst toen het perceel [sectienummer 1] nog in eigendom aan [voormalig eigenaar] toebehoorde.
7.1.5.
[geïntimeerden c.s.] heeft bij brief van zijn advocaat van 28 oktober 2010 onder meer het volgende aan [appellanten c.s.] meegedeeld (productie 15 inleidende dagvaarding):
“Cliënten kunnen mijns inziens staande houden dat de erfafscheiding niet is conform de door u gestelde meting door het Kadaster.
De afscheiding is het hart van de sloot, of beter gezegd, de greppel die er al jarenlang lag, vele tientallen jaren zelfs, en die achter het perceel van cliënten nog bestaat. Ook kunt u zien hoe de bomen aan de zijde van het perceel van uw cliënten destijds de noordgrens van de greppel waren. In het hart van de (gedempte) sloot zijn destijds coniferen geplaatst. Dat valt op foto’s ook aan te tonen. Ook bevestigen de getuigen dat. Vervolgens is weer in het hart van die coniferenrij de schutting geplaatst.”
7.2.1. [appellanten c.s.] heeft in eerste aanleg gevorderd een verklaring voor recht dat
[geïntimeerden c.s.] onrechtmatig handelt door inbreuk te maken op het eigendomsrecht van [appellanten c.s.] en daarnaast veroordeling van [geïntimeerden c.s.] om de schutting en al hetgeen [geïntimeerden c.s.] in eigendom toebehoort en zich bevindt op het perceel van [appellanten c.s.] binnen één maand na het vonnis te verwijderen en verwijderd te houden, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte van een dag dat [geïntimeerden c.s.] daarmee in gebreke blijft. Daarnaast heeft hij betaling gevorderd van buitengerechtelijke kosten ad
€ 904,00, een en ander met hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerden c.s.] in de kosten van de procedure, waaronder de nakosten en de kosten van het laten vaststellen van de kadastrale grens ad € 206,65.
7.2.2.
De rechtbank heeft de vorderingen van [appellanten c.s.] afgewezen en daartoe onder meer overwogen dat [appellanten c.s.] geen eigenaar is geworden van de betreffende strook grond.
7.2.3.
[appellanten c.s.] heeft in hoger beroep dezelfde vordering ingesteld als in eerste aanleg, met dien verstande dat hij in hoger beroep een bedrag van € 1.582,00 aan buitengerechtelijke kosten vordert en hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerden c.s.] in die kosten.
7.3.
Het hof overweegt als volgt.
7.4.
Het hof acht het van belang dat voordat zal worden ingegaan op de over en weer aangevoerde stellingen en verweren komt vast te staan hoe de kadastrale grens tussen de twee percelen loopt. Weliswaar is reeds in opdracht van [appellanten c.s.] een grensreconstructie uitgevoerd door het kadaster (in de persoon van [medewerker Kadaster] ), maar [geïntimeerden c.s.] heeft de uitkomst van die reconstructie in de memorie van antwoord expliciet bestreden en het hof verzocht een deskundige te benoemen. Bovendien is voor het hof op basis van deze grensreconstructie niet direct duidelijk hoe de kadastrale grens loopt in het veld ten opzichte van de bestaande schutting. Naar het oordeel van het hof is het kadaster de aangewezen instantie om bedoeld onderzoek te verrichten. Het hof is van oordeel dat met de benoeming van één aan het kadaster verbonden deskundige (niet in de persoon van [medewerker Kadaster] ) kan worden volstaan. Het hof is voornemens aan de te benoemen deskundige de volgende vragen voor te leggen:
1. Hoe loopt de kadastrale grens tussen de percelen [sectienummer 1] en [sectienummer 2] ?
Wilt u de grens afbakenen door middel van (bijvoorbeeld) palen? Wilt u een kaart maken van de huidige situatie (huizen, schutting, bomen, (gedempte) sloot et cetera) en daarop de kadastrale grens intekenen?
2. Bevindt de schutting die in eigendom is van [geïntimeerden c.s.] zich, uitgaande van de kadastrale grens, op het perceel [sectienummer 1] , op perceel [sectienummer 2] of op de erfafscheiding tussen die percelen?
3. Heeft u voor het overige nog opmerkingen die u van belang acht?
7.5.
Het hof is voornemens de kosten van de deskundige voorshands ten laste van beide partijen te brengen, ieder voor de helft.
7.6.
Partijen kunnen zich bij akte, bij voorkeur eensluidend, uitlaten over de persoon van de te benoemen deskundige, eerst [appellanten c.s.] en daarna [geïntimeerden c.s.] Daarnaast kunnen zij bij akte suggesties doen over de aan de deskundige voor te leggen vragen zoals hiervoor onder 7.4 geformuleerd.
7.7.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

8.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 29 april 2014 voor akte uitlating aan de zijde van [appellanten c.s.] over hetgeen hiervoor onder 7.6 is overwogen, waarna [geïntimeerden c.s.] bij antwoordakte mag reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. T. Rothuizen-van Dijk, S. Riemens en P.M. Arnoldus-Smit en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 1 april 2014.