Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[de man],wonende te [woonplaats], België,
3. [geintimeerde 3.],
4. [Beheer 1.] Beheer BV,
5.Het verloop van de procedure
- de memorie van antwoord met één productie;
- de akte van [appellante] en de antwoordakte van [geintimeerden c.s.]
6.De verdere beoordeling
De rechtbank heeft in het vonnis waarvan beroep geoordeeld dat de door [appellante] afgelegde buitengerechtelijke en gerechtelijke verklaring niet voldoen aan de vereisten van artikel 476a lid 2 jo. 476b Rv en dat [appellante] op grond van artikel 477a lid 1 Rv veroordeeld dient te worden tot betaling van het bedrag waarvoor beslag is gelegd als ware zij daarvan zelf schuldenaar. De rechtbank heeft [appellante] vervolgens veroordeeld tot betaling aan [geintimeerden c.s.] van een bedrag van € 250.000,- met wettelijke rente en tot betaling van de proceskosten.
[appellante] kan zich met dit vonnis niet verenigen en is daarvan met één grief in hoger beroep gekomen.
”LEN.ONR.GOED LENIX(bedoeld is: Lexin, opm. Hof) [plaats]
”;
7.De uitspraak
Ik wil hierbij verklaren dat ik van Dhr. A[echtgenoot van appellante]geen goederen, waardepapieren en geld of anderszins enige vordering onder mijn beheer heb. Ook heb ik niets van hem te vorderen,(…) onjuist is;