In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan de belanghebbende was opgelegd. De belanghebbende had op 15 augustus 2012 de auto van zijn partner geparkeerd in een zone waar een dagtarief van € 12,50 gold, maar had voor een bedrag van € 1 een parkeerkaart gekocht in een andere zone. De naheffingsaanslag van € 66,50 bestond uit € 12,50 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 54 aan kosten. De belanghebbende betwistte de naheffingsaanslag op verschillende gronden, waaronder de onduidelijkheid van het parkeerbeleid en de onterecht opgelegde naheffingsaanslag in strijd met artikel 234, vierde lid, van de Gemeentewet.
Het Hof oordeelde dat het ter plaatse geldende parkeerregime voldoende duidelijk was en dat de belanghebbende de belasting niet had voldaan, omdat hij een parkeerkaart had gekocht in een andere zone. Echter, het Hof vernietigde de naheffingsaanslag omdat deze was opgelegd in strijd met de Gemeentewet. Volgens artikel 234, vierde lid, dient een naheffingsaanslag te worden berekend over een parkeerduur van een uur, tenzij aannemelijk is dat het voertuig langer dan een uur zonder betaling heeft gestaan. Het Hof concludeerde dat de belanghebbende niet langer dan een uur zonder betaling had geparkeerd en dat het opgelegde tarief van € 12,50 buitenproportioneel was. De uitspraak van de Rechtbank werd vernietigd, de naheffingsaanslag werd vernietigd en de Heffingsambtenaar werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de belanghebbende.