Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in feitelijke instanties en in cassatie
2.Het geding na verwijzing
3.De beoordeling in appel na verwijzing
b. [appellant], die laatstelijk werkzaam was als werkvoorbereider/hoofd calculatie tegen een salaris van € 19,50 bruto per uur, te vermeerderen met vakantietoeslag en emolumenten, is op 24 januari 1999 arbeidsongeschikt geworden. Met ingang van 24 januari 2000 is aan [appellant] een WAO-uitkering toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100% en kreeg hij recht op een loondervingsuitkering tot 24 januari 2002 (productie 5 bij productie 11 inleidende dagvaarding). Met ingang van 24 januari 2002 ontving [appellant] een vervolguitkering die was gebaseerd op het vervolgdagloon, bestaande uit het bij de leeftijd van [appellant] behorende minimumloon en een opslag (productie 6 bij productie 11 inleidende dagvaarding).
“(…)Uw werkgever heeft voor U met SFB (…) een aanvullende arbeidsongeschiktheids-verzekering afgesloten op basis van het SFB Plus Plan WAO. U bent vanaf de ingangsdatum van de verzekering gedekt tegen verlies van inkomen door langdurige arbeidsongeschiktheid.Hierbij ontvangt u uw (nieuwe) verzekeringsbewijs.(…)Indien u verzekerd bent ingevolge het SFB Plus Plan WAO Standaard, dan bent u vanaf de ingangsdatum van de verzekering gedekt tegen het zogenaamde “WAO-gat”, dat is het verlies aan inkomen dat u ondervindt als aan u een vervolguitkering WAO wordt toegekend.(…)”Als bijlage bij deze brief is een verzekeringsbewijs gevoegd, gedateerd 23 juli 1999, waarin [appellant] als verzekerde, [X.] Vlechtwerken BV als verzekeringnemer, als ingangsdatum van de verzekering 21 mei 1999 en als einddatum van de verzekering
31 december 2003 zijn vermeld.
“(…)OnderwerpBeëindigingsbewijs(…)Uw werkgever heeft voor u met de SFB (…) een arbeidsongeschiktheids-verzekering afgesloten (…)Onlangs hebben wij van uw werkgever informatie ontvangen. Deze informatie heeft tot gevolg dat er sprake is van een beëindiging van uw verzekering.(…)”
“(…)Op 2 april jl. verzochten we u, ons een ontslagvergunning te verlenen voor onze medewerker de heer [appellant] (…)Abusievelijk hebben we het verzoek doen uitgaan namens Holland Wapeningsstaal Oost B.V. De heer [appellant] is echter al sinds 29 maart 1999 in dienst bij [X.] Betonwerken B.V. Wij bieden U onze excuses aan voor de gemaakte fout.Het is ons bovendien gebleken dat de heer [appellant] inmiddels verhuisd is. (…)Wij verzoeken U daarom bij deze, de ontslagaanvraag te behandelen ten behoeve van [X.] Betonwerken B.V. (…)”
“(…)Betreft:Ontslagaanvraag Holland Wapeningsstaal Vlechtwerken B.V./de heer [appellant](…)”
5 en 10 inleidende dagvaarding). [appellant] heeft in de beëindiging van het dienstverband berust.
”(…)Tot ons kantoor wendde zich de heer [appellant] (…).De heer [appellant] was reeds ten tijde van de overname in dienst van Holland Wapeningsstaal. Zijn functie was toentertijd hoofd-calculatie.Ten tijde van de overname was hij reeds arbeidsongeschikt.Inmiddels is hem een WAO-uitkering toegekend. Met ingang van 24 januari 2002 is de WAO-vervolguitkering ingegaan. Dat betekent dat het maandelijkse inkomen ongeveer met fl 850,- daalt. Dit wordt ook wel aangeduid als het “WAO-gat”. Op grond van artikel 18 a van de UTA-CAO dient werkgever ten behoeve van werknemers een verzekering af te sluiten die deze inkomensachteruitgang compenseert.Naar nu gebleken is is ten behoeve van de heer [appellant] bij Levob wel een verzekering afgesloten die het gat dicht tussen het maximum WAO-dagloon en het feitelijk verdiende dagloon. In haar brief d.d. 1 maart 2002 heeft Levob mij meegedeeld dat er geen WAO-gat-verzekering is afgesloten.(…)Gelet op bovenstaande verzoek ik u omuiterlijk op 15 maart 2002uw verplichtingen voortvloeiende uit artikel 18 a UTA-CAO jegens de heer [appellant] na te komen. Op die datum dient aan de heer [appellant] een zodanige aanvulling betaald te zijn over de periode van24 januari 2002 tot 1 maart 2002 dat de som van de WAO-uitkering en bedoelde aanvulling gelijk is aan 70% van het geldende WAO-dagloon.(…)”
10 inleidende dagvaarding) is onder andere het volgende vermeld:
“(…)
“Tot mij wendde zich de heer [appellant] (…)Mijn cliënt is op 7 augustus 1978 bij de rechtsvoorganger van [X.] Betonwerken BV in dienst getreden en is sedert 24 januari 1999 wegens ziekte niet in staat zijn werkzaamheden uit te voeren. Na een wachttijd van 52 weken is aan cliënt met ingang van 24 januari 2000 een uitkering ingevolge de WAO toegekend. Met ingang van 24 januari 2002 ontvangt cliënt een vervolguitkering in het kader van zijn WAO-uitkering en is er sprake van een effectief WAO-gat. Vanaf laatstgenoemde datum bestaat er aan de zijde van de werkgever de verplichting om de WAO-uitkering aan te vullen.De verplichting van de werkgever is gebaseerd op artikel 18a UTA CAO. Op basis van laatst bedoeld artikel bent u verplicht een zodanig bedrag te betalen dat de som van de WAO-uitkering en de door de werkgever te betalen schadevergoeding gelijk is aan 70% van het geldende WAO dagloon. De vorige gemachtigde van cliënt heeft u hierop reeds gewezen. Naar aanleiding daarvan heeft mijn cliënt een aanvulling mogen ontvangen via de normale loonbetaling.Namens cliënt verzoek ik u mij mee te delen of u voor cliënt een WAO-gat verzekering heeft afgesloten. Met name is dit van belang voor de positie van cliënt nadat het dienstverband rechtsgeldig is beëindigd.(…)”
“(…)We ontvingen uw schrijven d.d. 20 juni 2002 in goede orde. Op uw vragen gaan we hieronder puntsgewijs in.1) Op uw verzoek kunnen we U mededelen dat onder leiding van de toenmalige directie (zijn huidige werkgever!) verzuimd is voor de werknemers een Wao-hiaat verzekering af te sluiten. Aangezien de heer [appellant] ten tijde van de overname reeds arbeidsongeschikt was, viel er - wat dit betreft - voor ons niets meer te redden.(…)”
“(…)Is [X.] doende of voornemens om de kwestie rondom het WAO-hiaat voor mijn cliënt te herstellen? Met andere woorden treft u een voorziening op basis waarvan mijn cliënt in de toekomst dat ontvangt waarop hij recht heeft.Mijn cliënt stelt dat wel als eis en maakt ook aanspraak op het afdichten van het thans, zo begrijp ik uit uw brief, aanwezige WAO-gat.(…)”
“(…)Inzake de kwestie hierboven vermeld heeft u op 12 augustus jl. contact gehad met mijn secretaresse en heeft u in het kort mijn brief met de daarin gestelde vragen van 31 juli 2002 beantwoord.Door middel van dit schrijven bevestig ik dit telefonisch onderhoud. U heeft te kennen gegeven dat het WAO hiaat zal worden hersteld en dat de wettelijke opzegtermijn zal worden gehanteerd zodat het dienstverband per 1 november 2002 zal eindigen. Tot laatstgenoemde datum krijgt mijn cliënt het salaris doorbetaald.(…)”
“(…)
“(…)Tot mij wendde zich de heer [appellant] (…)Cliënt is op 7 augustus 1978 in dienst getreden bij Holland Wapeningsstaal Oost B.V. De rechten en verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst tussen partijen zijn nadien klaarblijkelijk overgegaan op [X.] Wapeningsstaal B.V. Bij brief van 28 mei 1999 heeft deze vennootschap geschreven dat cliënt in dienst is van [X.] Betonwerken B.V.. Op de arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer is van toepassing de UTA-CAO. In deze CAO (art. 18a) is de verplichting opgenomen om een WAO-hiaatverzekering af te sluiten.Cliënt is destijds ziek geworden. Na 52 weken ziekte is hem een WAO-uitkering toegekend. Helaas bleek alstoen dat werkgever geen WAO-hiaatverzekering heeft afgesloten. Sindsdien vergoedt [X.] Betonwerken B.V. maandelijks de schade die cliënt dientengevolge lijdt. Bijgevoegd treft u aan de specificatie die cliënt heeft ontvangen betreffende de maand november 2004. Uitgekeerd moest worden een bedrag van (…), maar helaas is er niets betaald.(…)Ik sommeer u tevens om de toekomstige termijnen telkenmale uiterlijk de laatste dag van elke maand te betalen onder gelijktijdig verstrekking van een bruto/netto-specificatie.(…)”
11 inleidende dagvaarding). In deze dagvaarding is onder andere het volgende vermeld:
(…)1. Eiser is op 7 augustus 1978 op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst getreden bij de Wierdense Draadindustrie. Na eerder rechtsopvolgingen is deze onderneming overgenomen door Holland Wapeningsstaal Oost B.V, op welke overgang de Wet overgang van Ondernemingen van toepassing is. Bij brief van 28 mei 1999 heeft [X.] Wapeningsstaal B.V. bevestigd dat de arbeidsovereenkomst is aangevangen op 7 augustus 1978. Daaraan is toegevoegd dat eiser in dienst is van [X.] Betonwerken B.V. [X.] Wapeningsstaal B.V. is klaarblijkelijk de rechtsopvolger van Holland Wapeningsstaal Oost B.V., waarna er evenzeer klaarblijkelijk weer een overgang van onderneming op [X.] Betonwerken B.V. heeft plaatsgevonden.(…)2. (…)Ingevolge artikel 18a van de op de arbeidsovereenkomst tussen partijen toepasselijke UTA- CAO was werkgever gehouden dit WAO-hiaat-risico te verzekeren. Op het loon heeft werkgever de daartoe strekkende verzekeringspremie ingehouden. Werkgever heeft evenwel verzuimd de verzekering af te sluiten, hetgeen eiser duidelijk werd toen het WAO-hiaat intrad. Bij brief van 7 maart 2002 heeft eiser zich deswege tot [X.] Betonwerken B.V. gericht en verzocht om het verschil tussen de loongerelateerde uitkering en de vervolguitkering rechtstreeks aan eiser te betalen.(…)4. Bij brief van 3 april 2002 heeft Holland Wapeningsstaal Oost B.V. het CWI verzocht toestemming te verlenen om de arbeidsovereenkomst op te zeggen.Bij beschikking van 7 mei 2002 is de gevraagde toestemming verleend aan [X.] Betonwerken B.V., waarna deze rechtspersoon de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd, als gevolg waarvan de arbeidsovereenkomst (uiteindelijk) met ingang van 1 november 2002 is geëindigd.5. Inzake het WAO-hiaat heeft [X.] Betonwerken B.V. “herstel” toegezegd, hetgeen betekent dat [X.] Betonwerken B.V. het reeds ontstane tegoed van eiser uit deze hoofde heeft betaald en zij sindsdien maandelijks een bedrag van € 512,43 bruto, zijnde het maandelijks WAO-hiaat, aan eiser betaalt. Per 1 november 2004 heeft [X.] Betonwerken B.V. de betalingen evenwel gestopt. Desgevraagd heeft zij medegedeeld, dat er geen geld meer was, hetgeen uiteraard geen valide argument is op grond waarvan [X.] Betonwerken B.V. ontslagen is van haar betalingsverplichting.6. Ondanks sommatie en ingebrekestelling is [X.] Betonwerken B.V. weigerachtig gebleven om het verschuldigde te betalen zodat eiser zich thans tot de kantonrechter wendt. Eiser heeft een spoedeisend belang nu hij voor zijn levensonderhoud mede is aangewezen op de stipte betaling door [X.] Betonwerken B.V.. Eiser vordert die betaling bij wege van voorschot.7. In strijd met art. 18A van de CAO - welk artikel onderdeel uitmaakt van de arbeidsovereenkomst tussen partijen - is het WAO-hiaat niet verzekerd, terwijl de voor de verzekering bestemde premie wel op het loon van eiser is ingehouden. Aldus is werkgever in ernstige mate tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen jegens eiser en is zij gehouden de schade die eiser daardoor lijdt te vergoeden.(…)Op grond van voormelde feiten en omstandigheden is [X.] Betonwerken B.V. aan te spreken op betaling. Op basis van diezelfde feiten en omstandigheden is niet uit te sluiten dat daarnaast [X.] Wapeningsstaal Oost B.V. en [X.] Wapeningsstaal B.V. aansprakelijk zijn.(…)”
1 november 2002 en na de beëindiging van het dienstverband van 1 november 2002 tot
1 februari 2005 vanwege het niet afsluiten van een verzekering ter dekking van het WAO-gat maandelijks aan [appellant] een schadevergoeding betaald ter hoogte van de verschuldigde uitkering.
“(…)Als gemachtigde van de heer [appellant] (…)Cliënt is op 7 augustus 1978 in dienst getreden bij de Wierdense Draadindustrie. Nadien is er een aantal malen sprake geweest van een overgang van onderneming en bij brief van 28 mei 1999 heeft de besloten vennootschap [X.] Betonwerken B.V. kenbaar gemaakt dat cliënt aldaar in dienst is. Op de arbeidsovereenkomst is van toepassing de UTA-CAO. Cliënt is op 25 januari 1999 arbeidsongeschikt geworden en met ingang van 24 januari 2000 is er een WAO-uitkering toegekend (…). Ingevolge artikel 18a van de UTA-CAO was werkgever gehouden het WAO-hiaat te verzekeren. Deze verzekering is niet afgesloten. De als gevolg daarvan door cliënt geleden schade ten bedrage van (…) is door [X.] Betonwerken B.V. maandelijks betaald, althans tot en met 31 oktober 2004. Toen is de betaling gestopt, waarna [X.] Betonwerken B.V. in rechte is betrokken. Na dagvaarding is er alsnog tot en met 31 januari 2005 betaald. Vide het hierbij in kopie bijgaande vonnis van 10 februari 2005 (…)Thans is gebleken dat [X.] Betonwerken B.V. op 16 februari 2005 in staat van faillissement is verklaard met uw benoeming tot curator.Ik verzoek u om de onderstaande vorderingen te erkennen en te plaatsen op de lijst der voorlopig erkende preferente crediteuren:
“(…)Voor wat betreft het aantal werknemers kan ik u berichten dat er sinds 2003 geen werknemers meer op de loonlijst van failliet staan.In uw schrijven deelt u mede dat uw cliënt een werknemer is van failliet. Echter ik heb zijn naam niet doorgekregen van failliet. Gaarne ontvang ik van u stuk(ken) waaruit blijkt dat uw cliënt een werknemer is van failliet, zodat ik kan overgaan tot ontslagaanzegging.(…)”
“(…)Bijgevoegd treft u een kopie aan van de op 28 januari 2005 uitgebrachte dagvaarding. Onder punt 1 van deze dagvaarding is uiteengezet dat cliënt op 7 augustus 1978 in dienst is getreden bij de Wierdense Draadindustrie. Ingevolge een aantal rechtsopvolgingen onder algemene titel - die conclusie heeft cliënt althans moeten trekken - zijn alle rechten en verplichtingen overgaan op Holland Wapeningsstaal Oost B.V. Zie daartoe de eerste vier loonspecificaties die als productie 8 bij de dagvaarding in zijn overgelegd.Bij brief van 28 mei 1999 (zie productie 4 bij de dagvaarding) heeft [X.] Wapeningsstaal B.V. kenbaar gemaakt dat eiser in dienst is van [X.] Betonwerken B.V., welke onderneming vanaf 04/1999 loonspecificaties heeft verstrekt. De laatste betaling heeft betrekking op de maand januari 2005.U schrijft dat er sinds 2003 geen werknemers meer op de loonlijst van failliet staan. [X.] Betonwerken B.V. heeft evenwel ook vanaf 1 januari 2003 per maand een bedrag van € 512,40 bruto aan cliënt overgemaakt, althans t/m januari 2005 en afgaande op de loonspecificaties op haar naam.(…)Stond cliënt vóór 2003 wel op de loonlijst van [X.] Betonwerken B.V.? Zo ja, vanaf wanneer en kunt u mij de stukken ter zake toezenden?(…)Overigens is [X.] Betonwerken B.V. in kort geding verschenen. Zij heeft de bij dagvaarding gestelde rechtsverhouding met mijn cliënt niet betwist. Reeds daarom meen ik dat de vorderingen van cliënt voor erkenning gereed liggen.(…)”
“(…)Tot mij heeft zich gewend de heer [appellant] (…)In dat dossier vond ik van de heer [jurist FNV 2] van 13 april 2005.Bijgaand treft u die nogmaals aan(…)Van de heer [jurist FNV 2] heb ik begrepen dat deze brief nog altijd op beantwoording wacht.
“(…)
“(…)
“(…)Uw fax van 27 april 2006 ontving ik in goede orde. U geeft daarin aan dat cliënt niet in dienst van Holland Wapeningsstaal Oost BV werkzaam zou zijn geweest. Dat is pertinente onzin.(…)”
“(…)De heer [appellant] is sinds 1 november 2002 niet meer in dienst bij [X.] Betonwerken BV. De arbeidsovereenkomst is met toestemming van het CWI opgezegd. Een kopie van de brief van het CWI en de ontslagbrief aan de heer [appellant] treft u in de bijlage aan.(…)De na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst aan de heer [appellant] betaalde bedragen zijn betaald omdat de werkgever heeft verzuimd een WAO-gat verzekering af te sluiten, terwijl de werkgever daartoe op grond van de CAO wel was gehouden.[X.] Betonwerken heeft er destijds voor gekozen om de heer [appellant] schadeloos te stellen door hem maandelijks een bedrag te betalen waarmee het WAO-gat kon dichten. (De gedachte van werkgever daarbij was dat, indien de verplichte WAO-gat verzekering wel was afgesloten, de heer [appellant] dat bedrag uit hoofde van de betreffende verzekering zou hebben ontvangen).Gezien de gang van zaken heeft de heer [appellant] een vordering op failliet uit hoofde van wanprestatie, danwel onrechtmatige daad.
“(…)Inzake: Holland Wapeningsstaal Oost BV/[appellant](…)Naar aanleiding van uw brief d.d. 10 mei 2006 deel ik u het volgende mede.Uw cliënt is in maart 1999 in dienst getreden van [X.] Betonwerken B.V.. Dit verklaart ook waarom op de jaaropgaaf van 1997 en 1998 niet de naam van deze werkgever is vermeld.
“(…)De vordering van uw cliënte is als volgt opgebouwd:(…)Totaal: € 1.004,16Laatstgenoemd bedrag betreft slechts de vordering tot datum faillissement en dient te worden vermeerderd met een bedrag van € 512,43 per maand over de periode vanaf maart 2005 tot aan de datum waarop de in mijn brief van 11 mei 2006 genoemde WAO-gat verzekering (indien wel afgesloten), tot een einde zou zijn gekomen.(…)”
“(…)Na uw fax van 30 mei 2006 heb ik nader onderzoek gedaan in deze kwestie. Ik ben tot de conclusie gekomen dat uw cliënte wel degelijk de werkgever is van cliënt en aansprakelijk is voor de schade die cliënt lijdt en heeft geleden door het niet afsluiten van de WAO-gatverzekering door uw cliënte.(…)”hh. In een brief van 13 juni 2007 van mr. Jonkman aan de curator (productie 1 memorie van grieven) is onder andere het volgende vermeld:
“(…)Bij brief van 11 mei 2006 hebt u de vordering van cliënt voorlopig erkend. Daaronder ligt de veronderstelling dat cliënt bij gefailleerde in dienst zou zijn geweest.Cliënt heeft de vordering bij u voorwaardelijk ingediend, daarmee bedoel ik voor het geval dat aangenomen zou moeten worden dat cliënt inderdaad in dienst was van [X.] Betonwerken BV. Ik verwijs u ook naar de brief van de heer mr. [jurist FNV 2] van 13 april 2005 omtrent die onduidelijkheid.Uit uw brief van 11 mei 2006 meen ik op te maken dat u ook onduidelijk is bij wie cliënt in dienst was.Cliënt is thans doende om Holland Wapeningsstaal Oost BV te dagvaarden als zijn werkgever. Als deze procedure succesvol verloopt, kan er uiteraard een streep door de voorwaardelijk ingediende vordering. Zo niet, dan verwordt de voorwaardelijk ingediende vordering tot een definitief ingediende vordering.(…)”
een (overgang van het) dienstverband van [appellant] met (en naar) [X.] Betonwerken” op grond van een groot aantal omstandigheden. Het hof Arnhem heeft overwogen dat, ook indien geen sprake is geweest van een overgang van onderneming van Holland Wapeningsstaal naar [X.] Betonwerken, [appellant] werknemer is geworden van [X.] Betonwerken. Ten aanzien van het door [appellant] gedane beroep op het verzuim van Holland Wapeningsstaal een WAO-gatverzekering voor hem af te sluiten, heeft het hof Arnhem overwogen dat [X.] Betonwerken als (opvolgend) werkgever gehouden was de uit het nalaten van Holland Wapeningsstaal voortvloeiende schade te vergoeden en die verplichting ook daadwerkelijk heeft overgenomen.
Subsidiair:
- betaling van een bedrag van bruto € 26.519,32, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2005;
- betaling per de eerste van de maand van een bedrag van € 566,59 per maand vanaf 1 januari 2009, te vermeerderen met mogelijke indexering en wettelijke rente vanaf 1 januari 2009 tot het 65ste levensjaar van [appellant];
- afgifte van een specificatie per de eerste van iedere maand na 1 januari 2009 op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,= per dag met een maximum van
- afgifte van een bankgarantie ter hoogte van het begrote bedrag aan schade tot het 65ste levensjaar van [appellant] ad bruto € 80.000,=;
- een bedrag van € 800,= ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten in beide instanties.
de overgang, ten gevolge van een overeenkomst, een fusie of een splitsing, van een economische eenheid die haar identiteit behoudt”.
“een geheel van georganiseerde middelen, bestemd tot het ten uitvoer brengen van een al dan niet hoofdzakelijk economische activiteit.”Het gaat volgens de Memorie van Toelichting bij de implementatiewet (1981) om “
alle organisaties, gericht op voortbrenging of levering van goederen of verlening van diensten, ongeacht of het winststreven daarbij een rol speelt.” Het moet gaan om een duurzaam georganiseerde economische entiteit. Verder is voor het antwoord op de vraag of sprake is van een overgang van een onderneming cruciaal of de identiteit van de overgedragen onderneming is behouden.