ECLI:NL:HR:2014:151

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 januari 2014
Publicatiedatum
23 januari 2014
Zaaknummer
12/04232
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging koopovereenkomst en uitleg gedingstukken in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 januari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een arrest van het gerechtshof te Leeuwarden. De eiser, eigenaar van een voormalige strokartonfabriek, had in verband met asbestverontreiniging een rechtsstrijd met Milau Beheer B.V. en andere verweersters. De eiser vorderde de vernietiging van een koopovereenkomst die was gesloten tussen Milau en een van de verweersters, omdat hij meende dat hij benadeeld was in zijn verhaalsmogelijkheden als schuldeiser van Milau. De rechtbank had de vordering van de eiser afgewezen, en het hof had dit vonnis bekrachtigd, waarbij het hof oordeelde dat de eiser in hoger beroep uitsluitend de vernietiging van de koopovereenkomst had gevorderd en niet van de daaraan voorafgaande rechtshandelingen.

De Hoge Raad oordeelde dat het hof een onbegrijpelijke uitleg had gegeven aan de gedingstukken. De eiser had in zijn appeldagvaarding en memorie van grieven wel degelijk vernietiging van de koopoptie en de aanvullingen daarop gevorderd, en het hof had dit niet correct geïnterpreteerd. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak terug naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. Tevens werd Milau c.s. veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige uitleg van gedingstukken en de reikwijdte van vorderingen in hoger beroep. De Hoge Raad bevestigt dat de context van de vorderingen en de intenties van de eiser cruciaal zijn voor de beoordeling van de rechtsstrijd.

Uitspraak

24 januari 2014
Eerste Kamer
nr. 12/04232
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. M.J. Schenck,
t e g e n
1. MILAU BEHEER B.V.,
gevestigd te Assen,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen,
2. [verweerster 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [verweerster 3],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaat: mr. J.W.H. van Wijk.
Eiser tot cassatie zal hierna ook worden aangeduid als [eiser]. Verweersters worden afzonderlijk aangeduid als Milau, [verweerster 2] en [verweerster 3], en gezamenlijk als Milau c.s. Verweersters onder 2 en 3 worden gezamenlijk – in enkelvoud – aangeduid als [verweerster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 99565/HA ZA 08-78 van de rechtbank Groningen van 22 april 2009 en het herstelvonnis van 24 juli 2009;
b. het arrest in de zaak 200.046.472/01 van het gerechtshof te Leeuwarden van 1 mei 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Milau is verstek verleend. [verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [eiser] mede door mr. L.J. Burgman, advocaat te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 31 oktober 2013 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

3.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [eiser] was eigenaar van [A], een voormalige strokartonfabriek. In verband met op het terrein van [A] aangetroffen asbestverontreiniging heeft de gemeente Scheemda opdracht gegeven tot sanering van de opstallen op het terrein, waarbij de kosten op [eiser] zijn dan wel worden verhaald.
(ii) Op 3 oktober 2003 heeft [eiser] [A] verkocht en geleverd aan Milau voor de symbolische prijs van € 1,--. [eiser] was enig belanghebbend certificaathouder van Milau. Afgesproken was dat Milau
[A], eventueel na ontwikkeling daarvan, zou doorverkopen en uit de verkoopopbrengst de door [eiser] aan de gemeente betaalde saneringskosten aan hem zou terugbetalen.
(iii) Bij notariële akte van 7 november 2005 heeft Milau aan [verweerster] een koopoptie verleend op [A]. Art. 3 van die akte houdt onder meer in dat de koopprijs zou worden vastgesteld door twee makelaars, van wie de ene makelaar zou worden benoemd door Milau en de andere door [verweerster].
(iv) Een van de door Milau ingeschakelde makelaars heeft de waarde van [A] getaxeerd op € 785.000,--, de makelaar van [verweerster] kwam tot een getaxeerde waarde van € 825.000,--. Bij deze taxaties is geen rekening gehouden met de vervuiling van de grond en saneringskosten.
(v) Bij notariële “Akte houdende aanvulling recht tot koop” van 17 februari 2006 zijn Milau en [verweerster] overeengekomen de in de optieovereenkomst van 7 november 2005 omschreven waarborgsom te verhogen.
(vi) Bij notariële “Akte houdende tweede aanvulling recht tot koop” van 23 mei 2006 zijn Milau en [verweerster] onder meer overeengekomen dat in afwijking van het bepaalde in art. 3 van de optieovereenkomst de koopprijs zou worden verkregen door een bedrag van € 800.000,-- te verminderen met de te maken saneringskosten.
(vii) Op 27 maart 2007 is in opdracht van de provincie een bodemonderzoeksrapport uitgebracht. Naar aanleiding van dit rapport heeft DHV op verzoek van [verweerster] een kostenraming opgesteld voor de uit te voeren saneringswerkzaamheden. Uitgaande van vier verschillende scenario’s heeft DHV de saneringskosten geraamd op bedragen variërend van € 883.325,21 tot € 13.537.500,-- exclusief btw.
(viii) Bij notariële akte van levering van 16 juli 2007 is [A] door Milau geleverd aan [verweerster 3]. In de koopakte van diezelfde datum is bepaald dat de koopprijs € 1,-- bedraagt en dat die prijs is vastgesteld door een bedrag van € 800.000,-- te verminderen met de geraamde saneringskosten.
3.2.1
[eiser] heeft in dit geding bij inleidende dagvaarding de vernietiging gevorderd van de tussen Milau en [verweerster] gesloten koopovereenkomst, genoemd in de akte van 16 juli 2007. Hij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat hij door de verkoop van [A] tegen een koopprijs ver beneden de waarde in het vrije verkeer, is benadeeld in zijn verhaalsmogelijkheden als schuldeiser van Milau en dat deze verkoop derhalve vernietigbaar is op grond van art. 3:45 BW. Bij repliek heeft [eiser] zijn eis gewijzigd in die zin dat hij vorderde dat “de rechtshandelingen bestaande in het recht van koop, de eerste aanvulling recht tot koop, de tweede aanvulling recht tot koop en de koopovereenkomst” worden vernietigd. Hij heeft in dat verband aangevoerd dat hem eerst na het uitbrengen van de inleidende dagvaarding, namelijk door de conclusie van antwoord van [verweerster], bekend is geworden dat voorafgaand aan de koopovereenkomst ook een koopoptie en twee aanvullingen op deze koopoptie zijn overeengekomen.
De rechtbank heeft de vordering van [eiser] afgewezen op de grond, kort gezegd, dat geen sprake is van benadeling.
3.2.2
[eiser] heeft in hoger beroep, zowel in zijn appeldagvaarding als in zijn memorie van grieven, gevorderd dat de tussen Milau en [verweerster] gesloten koopovereenkomst, genoemd in de akte van 16 juli 2007, wordt vernietigd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Het heeft daartoe onder meer het volgende overwogen:
“4.(…) Blijkens de in de memorie van grieven vermelde eis in hoger beroep is de vordering tot vernietiging beperkt tot een vordering die strekt tot vernietiging van alleen de koopovereenkomst, derhalve niet tevens van het recht van koop, de eerste aanvulling recht tot koop en de tweede aanvulling recht tot koop zoals in eerste aanleg gevorderd in de bij repliek gewijzigde eis. Uit de memorie van antwoord (zie bijvoorbeeld sub 29, 103-106 en 122) blijkt dat [verweerster] de eis in hoger beroep ook zo heeft begrepen, en vastgesteld moet worden dat [eiser] nadien zijn eis niet heeft gewijzigd met (ook) een vordering tot vernietiging van het recht van koop, van de eerste aanvulling recht tot koop en van de tweede aanvulling recht tot koop, althans niet heeft betoogd dat zijn eis in hoger beroep aldus moet worden gelezen. Het hof verbindt daaraan de gevolgtrekking dat in hoger beroep uitsluitend de vernietiging van de (…) koopovereenkomst centraal staat.
(…)
12. De vraag of de koopoptie in aanmerking komt voor vernietiging op grond van artikel 3:45 BW behoeft geen bespreking omdat, zoals hiervoor onder 4. is vastgesteld, van die koopoptie niet langer de vernietiging is gevorderd. (…)”
3.3.1
Het middel, dat opkomt tegen het oordeel dat [eiser] in hoger beroep vernietiging van uitsluitend de koopovereenkomst heeft gevorderd, behelst onder meer de klacht dat het hof met dit oordeel een onbegrijpelijke uitleg heeft gegeven aan de gedingstukken.
3.3.2
[verweerster] voert als verweer dat [eiser] geen belang heeft bij de klachten van het middel omdat het hof in rov. 12 (ten overvloede) heeft overwogen dat [eiser] niet is benadeeld door het verlenen van de koopoptie. Dit verweer faalt op de in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.3 uiteengezette gronden.
3.3.3
De hiervoor in 3.3.1 vermelde klacht slaagt. Nadat [eiser] bij conclusie van repliek in eerste aanleg zijn oorspronkelijke eis, strekkende tot vernietiging van (alleen) de koopovereenkomst had gewijzigd in die zin dat hij bij repliek vernietiging vorderde van de rechtshandelingen bestaande in het recht van koop, de eerste aanvulling recht tot koop, de tweede aanvulling recht tot koop en tot slot de koopovereenkomst, heeft hij in het petitum van zijn appeldagvaarding en van zijn memorie van grieven slechts vernietiging gevorderd van de koopovereenkomst. Bij memorie van grieven heeft hij echter aangevoerd dat het samenstel van rechtshandelingen dat - uiteindelijk - heeft geleid tot de levering door Milau aan [verweerster] van [A], als één geheel moet worden gezien. Mede gelet op de omstandigheid dat [eiser] bij memorie van grieven uitdrukkelijk zijn in eerste aanleg naar voren gebrachte stellingen heeft gehandhaafd, laten de gedingstukken in hoger beroep geen andere uitleg toe dan dat de vordering van [eiser] zich ook in hoger beroep heeft uitgestrekt tot de vernietiging van niet alleen de koopovereenkomst, maar ook van de koopoptie en de eerste en de tweede aanvulling op de koopoptie. Blijkens de gedingstukken heeft [verweerster] die lezing van de vordering van [eiser] in hoger beroep onder ogen gezien. Zij heeft immers bij memorie van antwoord (punten 121-138) verweer gevoerd ten aanzien van de eerdergenoemde rechtshandelingen. Dat zij dat subsidiair heeft gedaan, is daarbij niet van belang. Zij is dan ook niet in haar verdediging geschaad. Dat [eiser] zijn petitum in hoger beroep bij gelegenheid van het schriftelijk pleidooi niet met zoveel woorden heeft verduidelijkt, doet daaraan niet af.
3.3.4
Het voorgaande brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven. De overige in het middel aangevoerde klachten behoeven geen behandeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te Leeuwarden van 1 mei 2012;
verwijst het geding ter verdere behandeling en beslissing naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch;
veroordeelt Milau c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 459,30 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.E. Drion, G. de Groot en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
24 januari 2014.