4.6.Wonen Limburg heeft vier grieven aangevoerd. Met die grieven wil zij bereiken dat haar gewijzigde eis, zoals hiervoor weergegeven, wordt toegewezen.
Naar aanleiding van grief I
4.7.1.Grief I is gericht tegen het tussenvonnis van 30 januari 2013 en heeft betrekking op het in eerste aanleg door [geintimeerde] gevoerde verweer dat sprake is van gebreken aan het gehuurde die een inhouding van een deel van de huur rechtvaardigen.
4.7.2.Bij een bespreking van die grief heeft Wonen Limburg geen belang. De kantonrechter heeft in het eindvonnis van 17 juli 2013 immers geoordeeld dat [geintimeerde] het betreffende verweer onvoldoende heeft onderbouwd en de kantonrechter heeft op basis van dat oordeel de door Wonen Limburg over de periode tot en met augustus 2012 gevorderde huurachterstand geheel toegewezen. Nu [geintimeerde] tegen die toewijzing en tegen de verwerping van zijn verweer over de gebreken niet is opgekomen, dient ook voor het hof tot uitgangspunt dat het verweer van [geintimeerde] over de gebreken niet opgaat (HR 30-3-2012, ECLI:NL:HR:2012:BU8514). Wonen Limburg heeft overigens ook niet geconcludeerd tot vernietiging van het tussenvonnis. Grief I hoeft dus verder niet te worden beoordeeld. Naar aanleiding van grief II
4.8.1.Wonen Limburg heeft in haar memorie van grieven onder verwijzing naar een door haar overgelegde specificatie uiteengezet dat de huurachterstand van [geintimeerde] per 1 oktober 2013 is opgelopen tot € 6.354,83. In verband daarmee vordert zij in hoger beroep veroordeling van [geintimeerde] tot betaling van € 4.803,-- (de totale huurachterstand per 1 oktober 2013 verminderd met het reeds door de kantonrechter toegewezen bedrag).
4.8.2.Omdat [geintimeerde] niet heeft betwist dat de huurachterstand per 1 oktober 2013 tot het gestelde bedrag is opgelopen, zal het hof deze vordering toewijzen.
4.8.3.Door middel van grief II voert Wonen Limburg nog aan dat de kantonrechter ten onrechte niet heeft onderkend dat Wonen Limburg reeds in het geding in eerste aanleg bij akte van 24 april 2013 haar vordering had vermeerderd met de sinds de inleidende dagvaarding ontstane nadere huurachterstand. Die grief is terecht voorgedragen. In hoger beroep voert dit tot de uitkomst die in rechtsoverweging 4.8.2 is weergegeven.
Naar aanleiding van grief III
4.9.1.Grief III is gericht tegen oordeel van de kantonrechter dat de tekortkoming aan de zijde van [geintimeerde], het laten ontstaan van een huurachterstand, in dit geval de ontbinding van de huurovereenkomst niet rechtvaardigt.
4.9.2.Ook deze grief is terecht voorgedragen. Toen Wonen Limburg haar laatste proceshandeling in eerste aanleg verrichtte was de huurachterstand opgelopen tot € 4.647,03. Dit komt neer op een huurachterstand van meer dan tien maanden. Nu niet gesteld of gebleken is dat [geintimeerde] een geldig excuus had om een huurachterstand van deze omvang te laten ontstaan, kan niet worden geoordeeld dat de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis (in de zin van artikel 6:265 lid 1 BW) de ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Dat geldt te meer nu de huurachterstand per 1 oktober 2013 is opgelopen tot € 6.354,83.
4.9.3.Het hof zal de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst daarom op de na te melden wijze toewijzen.
4.9.4.Omdat Wonen Limburg niet heeft gesteld dat ontruiming op grond van het vonnis in kort geding van 16 oktober 2013 al heeft plaatsgevonden, gaat het hof er vanuit dat ontruiming nog niet heeft plaatsgevonden. Het hof zal daarom ook de vordering tot ontruiming toewijzen. Naar het oordeel van het hof heeft Wonen Limburg er voldoende belang bij om, naast de voorlopige ontruimingstitel die besloten ligt in het vonnis in kort geding van 16 oktober 2013, een executoriale titel in de onderhavige bodemprocedure te verkrijgen. Het hof zal de termijn van ontruiming, evenals de voorzieningenrechter in het vonnis van 16 oktober 2013, stellen op acht dagen. In dit geval moet die termijn berekend worden na betekening van dit arrest.
4.9.5.Ook de vordering tot betaling van € 460,57 per maand aan huur of gebruiksvergoeding tot aan de datum van ontruiming zal het hof op de na te melden wijze toewijzen. Het hof gaat er op grond van de bij de memorie van grieven gevoegde specificatie vanuit dat de huurtermijn over oktober 2013 al begrepen is in het bedrag van € 4.803,-- aan huurachterstand per 1 oktober 2013 (berekend met ingang van september 2012).
Naar aanleiding van grief IV
4.10.1.Wonen Limburg heeft ter zake buitengerechtelijke kosten een bedrag van € 357,-- gevorderd. De kantonrechter heeft deze vordering afgewezen en daartoe onder meer overwogen dat de door Wonen Limburg verzonden eenvoudige aanmaningen niet gezien kunnen worden als daadwerkelijk in redelijkheid gericht op afdoening buiten rechte.
Wonen Limburg is daartegen opgekomen met grief IV. In de toelichting op de grief voert Wonen Limburg aan dat voor de verschuldigdheid van een forfaitaire vergoeding van buitengerechtelijke kosten het versturen van eenvoudige aanmaningen volstaat.
4.10.2.Het hof stelt ten aanzien van deze grief voorop dat de wettelijke regeling ter zake de vergoeding van buitengerechtelijke kosten per 1 juli 2012 is gewijzigd. Dit brengt mee dat in de onderhavige zaak een onderscheid moet worden gemaakt tussen de huurtermijnen ten aanzien waarvan [geintimeerde] vóór 1 juli 2012 in verzuim is geraakt en de huurtermijnen ten aanzien waarvan [geintimeerde] ná 1 juli 2012 in verzuim is geraakt. Ten aanzien van buitengerechtelijke kosten met betrekking tot eerstgenoemde huurtermijnen moet het oude recht worden toegepast en ten aanzien van buitengerechtelijke kosten met betrekking tot de laatstgenoemde huurtermijnen het nieuwe recht.
4.10.3.Ten aanzien van de buitengerechtelijke werkzaamheden die onder het oude recht vallen acht het hof de vordering niet toewijsbaar. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat Wonen Limburg slechts enkele standaard aanmaningen heeft verzonden. Van daadwerkelijke buitengerechtelijke werkzaamheden, anders dan waarvoor de proceskostenveroordeling geacht wordt een vergoeding in te sluiten, is niet gebleken.
4.10.4.Ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten die onder het nieuwe recht vallen is de vordering niet toewijsbaar omdat uit het dossier niet blijkt dat Wonen Limburg aan [geintimeerde] met betrekking tot huurtermijnen ten aanzien waarvan hij ná 1 juli 2012 in verzuim is geraakt, aanmaningen heeft verzonden die voldoen aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW.
4.10.5.Om bovenstaande redenen moet grief IV worden verworpen.