4.1.Dit hoger beroep heeft betrekking op de verkoop van een appartementsrecht dat recht geeft op het gebruik van een appartement in een gebouw dat gelegen is aan, onder meer, de [perceel] in [plaats] (hierna: het gebouw). Bij de behandeling van het geschil kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
Het gebouw, dat in 1976 eigendom was van de toenmalige gemeente Eygelshoven, is bij akte van 23 november 1976 (hierna: de splitsingsakte 1976) gesplitst in drie appartementsrechten. Het eerste recht heeft betrekking op een ruimte op de begane grond met daarin een postkantoor. Het tweede recht heeft betrekking op een ruimte op de begane grond, ingericht voor de uitoefening van een bankbedrijf. Het derde recht heeft betrekking op, kort gezegd: een winkelruimte op de begane grond, vier vierkamerflats op de eerste verdieping, vier vierkamerflats op de tweede verdieping, vier driekamerflats op de derde verdieping en de bij de twaalf flatwoningen behorende bergingen in het sous-terrain. Het hof zal dit derde appartementsrecht hierna ook aanduiden als appartementsrecht A3.
In de splitsingsakte 1976 staat onder meer:
“(…) deze splitsing in appartementsrechten is geschied onder de toepasselijkverklaring, voorzover daarvan hierna niet uitdrukkelijk is afgeweken, van de artikelen 1 tot en met 42 van het Reglement van de splitsing van eigendom (hierna ook te noemen “Reglement”) zoals opgenomen in een akte op twee en twintig februari negentienhonderd drie en zeventig (…) welk Reglement geacht wordt woordelijk in deze akte te zijn opgenomen en daarvan deel uit te maken.”
Het hof zal het zojuist bedoelde reglement hierna aanduiden als het modelreglement 1973.
De splitsingsakte 1976 bepaalt ten aanzien van het modelreglement 1973 verder onder meer het volgende:
“Artikel 2:
vervalt en komt te luiden als volgt:
Tot de gemeenschappelijke gedeelten worden onder meer gerekend:
a.
(…) de daken;
(…)
een en ander slechts voorzover de hiervoor genoemde gedeelten en zaken ingevolge aard of ligging niet duidelijk behoren tot en bestemd zijn voor een van de privé gedeelten.
(…)
Artikel 17:
vervalt en komt te luiden als volgt:
1. Tot de schulden en kosten als bedoeld in artikel 875f, eerste lid onder a. van het Burgerlijk Wetboek worden gerekend:
a. die welke gemaakt zijn in verband met het normale onderhoud (…) van de gemeenschappelijke gedeelten of van de gemeenschappelijke zaken of tot het behoud daarvan;
b. die welke verband houden met noodzakelijke herstellingswerkzaamheden en vernieuwingen van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken, voor zover die (…) niet ten laste komen van bepaalde eigenaars;
(…)
3. In afwijking van het bepaalde in lid 1 sub a. en b. komen de kosten van het onderhoud en de vernieuwing van:
a. het dak, voor zover gelegen direct boven een privé gedeelte ten laste van de eigenaar van dat privé gedeelte;
(…)”
Bij de splitsingsakte 1976 is tevens een vereniging van eigenaren opgericht (hierna: de VvE I).
Bij akte van 12 januari 1989 (hierna: de ondersplitsingsakte 1989) is appartementsrecht A3 ondergesplitst in, kort gezegd, één appartementsrecht met betrekking tot de winkelruimte, twaalf appartementsrechten met betrekking tot de twaalf flatwoningen en twaalf appartementsrechten met betrekking tot de twaalf bergingen.
In de ondersplitsingsakte 1989 staat onder meer:
Op blz. 1, onderaan, en blz. 2:
“De komparant (…) verklaarde te willen overgaan tot ondersplitsing van het hiervoor omschreven appartementsrecht (…) waartoe hij vooraf het volgende te kennen gaf:
het onroerend goed waartoe voormeld appartementsrecht behoort is destijds in horizontale eigendom gesplitst en verdeeld in appartementsrechten (…) bij akte op drie en twintig november negentienhonderd zes en zeventig verleden (…).
In deze akte van splitsing is verwezen naar en – voorzover daarvan in voormelde akte niet is afgewezen – van toepassing verklaard het “Reglement voor de splitsing van Eigendom” (hierna ook te noemen “Het Reglement”)(hof: het modelreglement 1973)
, (…) welk reglement met de daarop aangebrachte wijzigingen en aanvullingen geacht wordt woordelijk in de akte van splitsing te zijn opgenomen en daarvan deel uit te maken. De komparant (…) verklaarde (…) dat de onder te splitsen appartementsrechten (…) de volgende nieuwe appartementsrechten zal omvatten (…).”
En op blz. 5:
“Vervolgens verklaarde de komparant (…) bij deze het appartementsrecht te ondersplitsen als voormeld en daarop van toepassing te verklaren de bepalingen in het Reglement, met de in de akte van splitsing vermelde aanvullingen en wijzigingen, met dien verstande, dat deze ten aanzien van de ondergesplitste appartementen hierbij worden aangevuld als volgt:
(…)”
Bij de ondersplitsingakte 1989 is tevens een vereniging van eigenaren opgericht (hierna: de VvE II).
Op 5 oktober 2000 heeft de VvE II vergaderd over haar voornemen om onder meer het dak en de gevels van de flatwoningen te laten renoveren. In de notulen van deze vergadering staat onder meer het volgende:
“b. werkzaamheden aan de buitengevels.
In de ondersplitsing is niets nader geregeld zodat men moet terugvallen op de akte van splitsing opgemaakt dd. 23-11-76 (…), verder te noemen de splitsing.
Artikel 17 lid 3b geeft aan dat de kosten van onderhoud en vernieuwing van de gevels met aanbehoren (…) uitsluitend ten laste komen van de eigenaar van de daarachter gelegen privé ruimte.
(…)
Echter voor de buitengevels is dit geen werkbare en redelijke / billijke situatie.
Besluit: De eigenaren verlenen volledig medewerking om de ondersplitsing op dit punt
aan te passen. (34 stemmen voor 6 tegen)
c. werkzaamheden aan het hoofddak, het dak bovenop de zich op de bovenste galerij bevindende appartementen.
Artikel 17 lid 3b van de splitsing geeft aan dat de kosten van onderhoud en vernieuwing van het hoofddak uitsluitend ten laste komen van de eigenaar van de daaronder gelegen privé ruimte.
Besluit: De eigenaren verlenen volledig medewerking om de ondersplitsing op dit punt
aan te passen. (34 stemmen voor 6 tegen)”
In december 2000 heeft de VvE II de kantonrechter te Heerlen verzocht om op grond van artikel 5:140 BW een machtiging te geven tot wijziging van de ondersplitsingsakte 1989 zoals besproken op de vergadering van 5 oktober 2000, omdat twee eigenaren (van twee appartementen op de eerste verdieping en de bijbehorende bergingen), tezamen zes stemmen vertegenwoordigend, hebben geweigerd om met die wijziging in te stemmen. De kantonrechter heeft op dat verzoek beslist bij beschikking van 3 april 2001. In die beschikking heeft de kantonrechter geoordeeld dat de twee genoemde eigenaren ([eigenaar 1.] en [eigenaar 2.]) hun medewerking op redelijke gronden (verband houdend met de verdeelsleutel van de kosten) hebben onthouden, zodat de gevorderde machtiging dient te worden afgewezen.
De heer en mevrouw [eigenaar 1.] hebben vervolgens op 27 september 2001 de VvE II in rechte betrokken en vernietiging gevorderd van de zojuist weergegeven besluiten die ter vergadering van 5 oktober 2000 genomen zijn. Bij vonnis van 9 juli 2003 heeft de kantonrechter te Heerlen die vordering toegewezen en de genoemde besluiten vernietigd op grond van de overweging dat niet alle appartementseigenaren met de besluiten hebben ingestemd en een vervangende machtiging van de kantonrechter niet is afgegeven.
[appellant] is eigenaar geweest van het appartementsrecht dat recht geeft op het gebruik van de flatwoning met het adres [woonadres] te [woonplaats]. Dit is een van de appartementsrechten die bij de ondersplitsing van 1989 zijn ontstaan. De betreffende flatwoning is gelegen op de bovenste verdieping van het gebouw.
In het najaar van 2008 heeft [appellant] het appartementsrecht verkocht aan [geïntimeerde] tegen een koopsom van € 115.000,-- kosten koper. In de schriftelijke koopovereenkomst staat onder meer het volgende:
“Aanvullende voorwaarde:
Als uitspraak door rechter negatief uitgesproken wordt en dak niet voor gezamenlijk gebruik bestemd is zal koopster € 5.000,-- ontvangen van verkoper de heer [appellant].”
De levering van het appartementsrecht door [appellant] aan [geïntimeerde] heeft plaatsgevonden bij notariële akte van 5 december 2008. Op blz. 6 van deze leveringsakte is verwezen naar de in de koopovereenkomst opgenomen aanvullende voorwaarde en is de tekst daarvan weergegeven.
Bij brief van 21 juni 2012 heeft [geïntimeerde] aan [appellant] om uitbetaling van het bedrag van € 5.000,-- verzocht.
Als reactie op dat verzoek heeft [appellant] bij brief van 5 juli 2012 onder meer het volgende aan [geïntimeerde] geschreven:
“Het door u gevorderde bedrag ad € 5.000,-- zal ik niet overmaken op uw rekening en wel om de navolgende reden:
Er is in de nieuw opgestarte procedure nog geen uitspraak van de rechtbank.
De vereniging van eigenaars is niet bezig met de vervanging van het dak.”
De rechtsbijstandsverzekeraar van [geïntimeerde] heeft [appellant] in november 2012 nog tweemaal verzocht om tot betaling van het bedrag van € 5.000,-- over te gaan. [appellant] heeft die verzoeken niet ingewilligd.