ECLI:NL:GHSHE:2014:600

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 maart 2014
Publicatiedatum
4 maart 2014
Zaaknummer
HD 200.129.151-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van een eerder arrest wegens bedrog in civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 maart 2014 uitspraak gedaan in een herroepingsprocedure. De appellant, h.o.d.n. 'Technisch Onderhoudsbedrijf', heeft de herroeping van een eerder arrest van 18 december 2012 verzocht, waarin hij in een civiele procedure was veroordeeld tot betaling aan de geïntimeerde. De appellant stelde dat de geïntimeerde bedrog had gepleegd door een deskundigenrapport op een laat moment in de procedure in te brengen, waardoor hij niet adequaat kon reageren. De geïntimeerde voerde verweer en stelde dat de herroepingsvordering niet ontvankelijk was, omdat deze buiten de wettelijke termijn was ingediend. Het hof oordeelde dat de appellant niet ontvankelijk was in zijn vordering, omdat de termijn voor herroeping was verstreken. Het hof concludeerde dat de appellant op de hoogte was van de feiten die hij aanvoerde en dat deze feiten al eerder aan het hof konden worden voorgelegd. De appellant werd veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.129.151/01
arrest van 4 maart 2014
in de zaak van
[de man],h.o.d.n. "Technisch Onderhoudsbedrijf [Technisch Onderhoudsbedrijf]",
(hierna “[appellant]”,)
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. P.H.J. Diederen te Venlo,
tegen
[de man],
(hierna “[geïntimeerde]”,)
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. H.H.G. Theunissen te Leusden,
op het bij exploot van dagvaarding van 19 juni 2013 ingeleid geding tot herroeping van het door dit hof gewezen arrest van 18 december 2012 met zaaknummer 200.082.510/01 tussen [geïntimeerde] als appellant en [appellant] als geïntimeerde.

1.De procedure

Bij dagvaarding heeft [appellant] onder overlegging van producties geconcludeerd tot herroeping van voormeld arrest van dit hof en heropening van het geding in die stand die het hof geraden acht. Bij conclusie van antwoord heeft [geïntimeerde] verweer gevoerd. Hierna hebben partijen arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

2.De beoordeling

2.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
a. [appellant] heeft bij dagvaarding van 3 december 2008 een geding tegen [geïntimeerde] aanhangig gemaakt bij de rechtbank, waarbij [appellant] op grond van een overeenkomst van aanneming van werk tussen partijen een bedrag van € 6.164,20 vermeerderd met rente en kosten heeft gevorderd.
b. [geïntimeerde] heeft in dit geding in eerste aanleg verweer gevoerd in conventie en in reconventie nakoming gevorderd van genoemde overeenkomst. Voorts heeft [geïntimeerde] veroordeling van [appellant] in de proceskosten van beide procedures gevorderd.
c. [appellant] heeft verweer gevoerd tegen de vordering in reconventie van [geïntimeerde] en veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in reconventie gevorderd.
d. De rechtbank heeft [geïntimeerde] in conventie veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag van € 6.164,20 vermeerderd met rente, de in conventie gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten afgewezen en het in reconventie gevorderde afgewezen, waarbij [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in conventie en van de procedure in reconventie is veroordeeld.
e. [geïntimeerde] is tegen deze uitspraak in hoger beroep gekomen. Hij heeft daarbij vijf grieven ontwikkeld en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en – na wijziging en vermindering van eis – primair een bedrag van € 11.390,12 ter zake van schadevergoeding, vermeerderd met rente gevorderd en subsidiair nakoming van de overeengekomen werkzaamheden. Voorts heeft [geïntimeerde] terugbetaling gevorderd van het door hem ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [appellant] voldane bedrag vermeerderd met rente en veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedures in beide instanties.
f. [appellant] heeft de grieven bij memorie van antwoord bestreden.
g. [geïntimeerde] heeft vervolgens bij rolbericht verzocht een akte te mogen nemen met als toelichting dat [geïntimeerde] nog kort wenste te reageren op enkele stellingen van [appellant]. Na de gelegenheid te zijn geboden deze akte nog te nemen, heeft [geïntimeerde] bij akte een deskundigenrapport van [deskundige] van Eff Eff Bouwpathologie (hierna “het deskundigenbericht”) in de procedure gebracht.
h. [appellant] heeft bij antwoordakte tegen de overlegging van het deskundigenrapport bezwaar gemaakt.
i. Het hof heeft hierop in zijn arrest van 18 december 2012 geoordeeld dat van strijd met een goede procesorde geen sprake was. Naar het oordeel van het hof was gesteld noch gebleken dat [appellant] onvoldoende heeft kunnen reageren op het deskundigenrapport of dat het deskundigenrapport nader onderzoek nodig maakte waarvoor het geding in hoger beroep geen gelegenheid meer bood. De stellingen waarop het rapport betrekking had, waren reeds eerder door [appellant] ingenomen. Het hof heeft daarom het bezwaar tegen overlegging van het deskundigenrapport gepasseerd en het deskundigenrapport bij zijn oordeelsvorming betrokken. Vervolgens is [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling aan [appellant] van een bedrag van € 268,50 vermeerderd met btw en rente, is [appellant] veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van een bedrag van € 5.314,53 vermeerderd met btw en rente en tot terugbetaling aan [geïntimeerde] van al wat [geïntimeerde] ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [appellant] had voldaan vermeerderd met rente en is [appellant] veroordeeld in de proceskosten van beide instanties. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.
2.2.
[appellant] heeft de door hem gevorderde herroeping gestoeld op beweerd door [geïntimeerde] in de procedure in hoger beroep gepleegd bedrog zoals bedoeld in artikel 382 aanhef en sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna “Rv”). [appellant] heeft ter onderbouwing van zijn vordering tot herroeping aangevoerd dat voormeld arrest van het hof van 18 december 2012 bijna geheel is gebaseerd op het in de laatste fase van de procedure in het geding gebrachte, in opdracht van [geïntimeerde] opgemaakte deskundigenrapport. [geïntimeerde] had het deskundigenrapport al veel eerder kunnen laten opmaken. [appellant] is door het late moment van overlegging van het deskundigenbericht onvoldoende in de gelegenheid geweest adequaat op het deskundigenrapport te reageren. [appellant] is wel op uitnodiging van genoemde deskundige bij de schouw aanwezig geweest doch was zich er niet van bewust dat [geïntimeerde] doende was met het laten schrijven van een deskundigenrapport dat in de procedure zou worden gebracht. De akte waarbij het deskundigenrapport in de procedure is gebracht, bevat alleen een bespreking van dit rapport. De stellingen van [appellant] worden in deze akte in het geheel niet besproken. Nu [geïntimeerde] zijn verzoek tot het nemen van deze akte had toegelicht met de opmerking dat [geïntimeerde] nog kort wenste te reageren op enkele stellingen van [appellant], heeft [geïntimeerde] deze gelegenheid onder valse voorwendselen gekregen. [geïntimeerde] wist ten tijde van het indienen van dit verzoek dat het deskundigenrapport (nagenoeg) gereed was. Als [geïntimeerde] gelegenheid zou hebben gevraagd om het deskundigenrapport in het geding te brengen, had hij daarvoor geen toestemming gekregen, aldus [appellant].
2.3.
[geïntimeerde] heeft verweer gevoerd tegen de vordering tot herroeping. [geïntimeerde] heeft zich primair op het standpunt gesteld dat [appellant] niet ontvankelijk is in zijn vordering, daar deze buiten de daarvoor door de wet gegeven termijn is ingesteld. Subsidiair heeft [geïntimeerde] weersproken dat sprake is van bedrog in de zin van artikel 382 aanhef en sub a Rv. Meer subsidiair heeft [geïntimeerde] nog aangevoerd dat de door [appellant] in dit kader gestelde feiten al kenbaar waren in de hoger beroepsprocedure.
2.4.
Het hof stelt vast dat [appellant] onderhavige herroepingsprocedure heeft doen aangevangen bij dagvaarding van 19 juni 2013. Artikel 383 Rv bepaalt dat het rechtsmiddel van herroeping moet worden aangewend binnen drie maanden nadat de grond voor de herroeping is ontstaan en eiser daarmee bekend is geworden, terwijl de termijn niet aanvangt dan nadat de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan. Het arrest waarop de herroeping betrekking heeft, is gewezen op 18 december 2012, zodat de cassatietermijn ingevolge artikel 402 lid 1 Rv is verstreken op 18 maart 2013. Nu [appellant] reeds op de datum waarop de akte waarbij het deskundigenbericht in de procedure werd gebracht bekend mag worden geacht te zijn geweest met de door [appellant] naar voren gebrachte handelwijze van [geïntimeerde], dient voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van onderhavige herroepingsvordering te worden uitgegaan van laatstgenoemde datum. De termijn waarbinnen het rechtsmiddel van herroeping kon worden aangewend is derhalve op 18 juni 2013 verstreken. Het hof oordeelt daarom overeenkomstig het standpunt van [geïntimeerde] dat [appellant] niet ontvankelijk is in zijn herroepingsvordering, daar deze buiten de daarvoor door de wet gegeven termijn is ingesteld.
2.5.
Ten overvloede oordeelt het hof dat de stellingen van [appellant] niet kunnen leiden tot de vaststelling dat door [geïntimeerde] bedrog is gepleegd als bedoeld in artikel 382 aanhef en sub a Rv, nu een feitelijk novum niet aan de orde is. De door [appellant] in dit kader gestelde feiten, zoals hierboven weergegeven, waren hem immers kenbaar en konden door hem aan het hof worden voorgelegd bij antwoordakte. Dat [appellant] destijds zijn bezwaren tegen de overlegging van het deskundigenrapport en het handelen van [appellant] daaromtrent beperkter heeft onderbouwd dan hij thans doet, doet daar niet aan af. Het rechtsmiddel van herroeping kan niet worden aangewend om alsnog bezwaren naar voren te brengen, die in de betreffende procedure reeds ter beoordeling aan het hof konden worden voorgelegd.
2.6.
[appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

3.De uitspraak

Het hof:
verklaart [appellant] niet ontvankelijk in zijn vordering tot herroeping van het arrest van dit hof van 18 december 2012;
veroordeelt [appellant] in de kosten van de herroepingsprocedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 299,- voor verschotten en € 632,- voor salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. T. Rothuizen-van Dijk, S.M.A.M. Venhuizen en E.K. Veldhuijzen van Zanten en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 4 maart 2014.
sheer