3.1.In het bestreden vonnis heeft de kantonrechter onder het kopje "2 De feiten" vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de kantonrechter vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Voorts staan nog enkele andere feiten tussen partijen vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van deze feiten.
3.1.1.Op 10 augustus 2012 hebben Proximedia, handelend onder de naam BeUp, en [geïntimeerde] een overeenkomst gesloten voor internetprestaties met een publicitair karakter voor de duur van 48 maanden voor € 278,46 inclusief (19%) btw per maand (€ 234,-- exclusief btw). Door de verhoging van de btw per 1 oktober 2012 naar 21% is het maandbedrag vanaf die datum € 283,14. Tevens is afgesproken dat [geïntimeerde] eenmalige dossierkosten van € 90,-- inclusief btw verschuldigd was.
3.1.2.Proximedia heeft zich verplicht om tegen betaling door [geïntimeerde] een reclamecampagne aan te maken, te beheren en op te volgen op de internetzoekmachine van Google.
3.1.3.Artikel 10 van de overeenkomst, waarin [geïntimeerde] wordt aangeduid met "de Abonnee", luidt onder meer als volgt:
"10.1.1 De onderhavige overeenkomst is een duurovereenkomst van bepaalde tijd en is gesloten voor een duur van48 MAANDEN. De Abonnee kan evenwel besluiten de overeenkomst tussentijds op te zeggen mits de betaling van eenopzeggings-vergoeding gelijk aan 40%van de nog niet vervallen maandelijkse bijdragen voor de nog lopende periode.
(…)
10.1.2In alle gevallen van contractbreuk door de Abonnee, anders dan op grond van een toerekenbaar tekortschieten van BeUp in de nakoming van haar verbintenis is deze gehouden om aan BeUp de daaruit voor BeUp voortvloeiende schade te vergoeden. Deze schade wordt geraamd op een som die gelijk is aan minimum 40% van de nog niet vervallen maandelijkse bijdragen voor de nog lopende periode."
3.1.4.In een e-mailbericht van 11 januari 2013 heeft [geïntimeerde] Proximedia laten weten dat hij ontevreden is over de resultaten van de campagne en heeft hij verzocht het contract per direct te beëindigen en de incasso van de premie te stoppen.
3.1.5.Proximedia heeft op dat e-mailbericht gereageerd bij brief van 15 januari 2013, waarin zij schrijft het idee te hebben dat een en ander op een misverstand berust omdat de campagne buitengewoon goed loopt. Vervolgens heeft Proximedia toegelicht wat [geïntimeerde] op grond van de overeenkomst van BeUp mag verwachten en welke verplichtingen [geïntimeerde] op grond van de overeenkomst heeft. In verband met de door [geïntimeerde] gewenste contractbeëindiging heeft Proximedia gewezen op artikel 10 van de overeenkomst (zie hiervoor onder rechtsoverweging 3.1.3) en heeft zij [geïntimeerde] verzocht om binnen acht dagen te laten weten of hij de verbrekingsvergoeding gaat voldoen of dat hij de overeenkomst tot de einddatum gaat voortzetten.
3.1.6.Bij e-mailbericht van 16 februari 2013 heeft [geïntimeerde] Proximedia nogmaals verzocht om het contract te beëindigen en de automatische incasso te stoppen.
3.1.7.Op 20 februari 2013 heeft Proximedia in antwoord op dit laatste e-mailbericht – kort gezegd – de boodschap uit haar brief van 15 januari 2013 via de e-mail herhaald en heeft zij [geïntimeerde] gewezen op een openstaand saldo van € 283,14 inclusief btw. Zij heeft [geïntimeerde] gesommeerd om het openstaande saldo binnen acht dagen te voldoen.
3.1.8.[geïntimeerde] heeft de facturen van januari 2013 en van maart t/m mei 2013 van in totaal € 1.132,56 niet betaald. Na een ingebrekestelling op 2 mei 2013, heeft Proximedia de overeenkomst bij brief van 24 mei 2013 ontbonden.
3.1.9.Onder verwijzing naar artikel 10.1.2 van de overeenkomst heeft Proximedia 40% van de resterende 39 maandtermijnen als schadevergoeding bij [geïntimeerde] in rekening gebracht, zijnde een bedrag van € 3.650,40. [geïntimeerde] heeft niet betaald.
3.2.1.In de inleidende dagvaarding van 31 juli 2013 heeft Proximedia de veroordeling gevorderd van [geïntimeerde], uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling aan haar van een bedrag van € 5.590,27 (niet betaalde facturen ad € 1.132,56, verbrekingsvergoeding ad € 3.650,40, buitengerechtelijke kosten ad € 717,44 en rente tot 16 juli 2013 € 89,87), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2013 tot de dag der algehele voldoening over € 4.782,96.
3.2.2.[geïntimeerde] heeft in persoon verweer gevoerd, welk verweer hij bij gelegenheid van de comparitie van partijen op 4 november 2013 nader heeft toegelicht. Allereerst heeft [geïntimeerde] aangevoerd dat bij het gesprek voorafgaand aan het sluiten van het contract de woorden
korting,
eenmalig aanboden
gratisvaak zijn genoemd. Ook is het bedrag van € 234,-- genoemd, maar niet als maandelijks te betalen bedrag. Dit bedrag is bij [geïntimeerde] als kwartaalbedrag overgekomen. Daarnaast heeft [geïntimeerde] een beroep gedaan op dwaling en heeft hij gesteld dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van Proximedia. Tot slot heeft [geïntimeerde] aangevoerd dat hij de verbrekingsvergoeding wel hoog vindt, gelet op de totstandkoming van de overeenkomst, de omstandigheid dat de campagne helemaal niets heeft opgeleverd, de beperkte kosten die Proximedia heeft gemaakt (een uur werk van een vertegenwoordiger en een uur om de campagne online te zetten) en Fransens slechte financiële situatie.
3.2.3.In het bestreden eindvonnis heeft de kantonrechter het verweer van [geïntimeerde] tegen de overeengekomen maandelijkse bedragen, zijn beroep op dwaling en wanprestatie verworpen en de vordering ter zake de niet betaalde facturen ad € 1.132,56 toegewezen. Het verweer tegen de hoogte van de gevorderde verbrekingsvergoeding heeft de kantonrechter gehonoreerd, in die zin dat de kantonrechter deze vergoeding heeft gematigd tot 15% van de resterende termijnen (€ 1.656,37) omdat artikel 10 van de overeenkomst naar het oordeel van de kantonrechter moet worden aangemerkt als boetebeding en dit boetebeding in de gegeven omstandigheden leidt tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat. De rentevordering van € 89,87 heeft de kantonrechter afgewezen omdat dit bedrag kennelijk is berekend over de bij dagvaarding gevorderde hoofdsom en deze voor een deel wordt afgewezen. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten heeft de kantonrechter conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten gematigd en toegewezen tot een bedrag van € 403,89 omdat gesteld noch gebleken is met welke bepaling in de algemene voorwaarden partijen een van de wet afwijkende regeling zijn overeengekomen.