Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
arrest van 30 december 2014
[appellante],
[geïntimeerde],
– [geïntimeerde] – als eiser gewezen vonnissenvan 27 juli 2011 en 7 maart 2012.
Het tussenarrest van 3 december 2013
waarbij is bepaald dat, wanneer [appellante] niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis heeft voldaan aan deze veroordeling, het vonnis conform artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats zal kunnen treden van de toestemming van [appellante] bij het verlijden van de notariële transportakte (dictum sub 4.2.);
De verdere procedure
De verdere beoordeling
de onroerende zaak (het L-vormig stuk landbouwgrond), gelegen aan de [adres] te [woonplaats], (...) zoals blijkt uit de aan het koopcontract van [makelaar] gehechte kadastrale plattegrond, gemerkt A, met arcering aangegeven”). [appellante] wenst blijkens haar eerste grief – kort gezegd – vastgesteld te zien dat zij in de periode waarin de rechtbank voormeld oordeel nog niet had gegeven, heeft mogen uitgaan van een van dat oordeel van de rechtbank afwijkende inhoud van de koopovereenkomst. De daarbij door [appellante] aangevoerde stellingen betreffen echter rechtstreeks de beoordeling van de leveringsverplichting van [appellante], zoals door de rechtbank gemotiveerd gegeven, waarbij het traject van de totstandkoming van die leveringsverplichting en de door [appellante] gestelde eigen veronderstelling nadrukkelijk aan de orde zijn geweest. Eventuele honorering van de bij de eerste grief van [appellante] aangevoerde stellingen zou tot innerlijk tegenstrijdige uitspraken in één en dezelfde procedure leiden. Reeds hierom kan de eerste grief niet slagen.