Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak/rolnr. 767824-CV-13-2358)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord in principaal hoger beroep, tevens memorie van grieven in het (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep;
- de memorie van antwoord in het (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep:
- het pleidooi gehouden op 5 december 2014, waarbij partijen pleitnotities en [appellant] een productie hebben overgelegd;
- de bij brief van 20 november 2014 door [appellant] toegezonden producties, die hij bij het pleidooi in het geding heeft gebracht.
3.De beoordeling
dezeaanvulling, aanpassen, aldus de brief van 28 mei 2009 van CZ.
Indien op een later moment zou blijken dat de hoogte van de WW-uitkering afwijkt van het bedrag wat wij in bovenstaande berekening hebben gebruikt dan zullen we de aanvulling conform de nieuwe gegevens van het UWV aanpassen.
kleinverschil in de berekening van CZ met de berekening door het UWV zou zitten, zij daardoor benadeeld zouden kunnen worden en dit nadeel niet meer hersteld zou kunnen worden. De brief had geen enkele relatie met aftrekposten zoals (pre)pensioen. CZ betwist dat CZ en [appellant] zijn overeengekomen dat CZ de vergoeding zou aanpassen indien het UWV het prepensioen op zijn uitkering in mindering zou brengen.
Indien op een later moment zou blijken dat de hoogte van de WW-uitkering afwijkt van het bedrag wat wij in bovenstaande berekening hebben gebruikt dan zullen we de aanvulling conform de nieuwe gegevens van het UWV aanpassen, hierna aan te duiden als de aanvullingsclausule. Voorts is onomstreden dat het UWV aan [appellant] een aanmerkelijk lager bedrag heeft uitgekeerd dan het bedrag dat CZ in de berekening in de brief van 28 mei 2009 heeft gebruikt (hiervoor opgenomen in rov. 3.1.6), naar [appellant] stelt is het verschil het door hem gevorderde bedrag van € 77.162,96.
kleineverschillen in de berekening van CZ met de berekening door het UWV welke zouden kunnen ontstaan doordat in de berekening van CZ werd uitgegaan van een fictieve berekening van de WW-uitkering. Met persoonlijke omstandigheden van de medewerkers die van invloed kunnen zijn op de hoogte van de WW-uitkering, zoals de aftrek van ouderdoms- en prepensioen, is bij de berekening van de beëindigingsvergoeding in het kader van het Sociaal Plan geen rekening gehouden. De brief van 28 mei 2009 met de aanvullingsclausule is aan meerdere medewerkers is gezonden, aldus CZ. Deze uitleg wordt door [appellant] niet ontzenuwd.