3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
- Allsafe exploiteert een opslagbedrijf. Zij verhuurt opslagunits.
- Op 8 juni 2011 heeft Allsafe de inhoud van een opslagunit bij opbod verkocht wegens een huurachterstand.
- [appellant] heeft Allsafe in rechte betrokken en gevorderd Allsafe te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 60.000,- ter zake van schadevergoeding, vermeerderd met rente en kosten. [appellant] heeft hieraan ten grondslag gelegd dat Allsafe onrechtmatig aan [appellant] in eigendom toebehorende goederen, die waren opgeslagen in de door hem met wijlen zijn vader van Allsafe gehuurde opslagunit, heeft verkocht. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 5 februari 2014, gewezen onder zaak-/rolnummer C/02/272754/HA ZA 13-881, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant voornoemde vordering van [appellant], met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, bij verstek toegewezen.
- [appellant] heeft voornoemd verstekvonnis bij faxbericht van 7 februari 2014 aan Allsafe doen toekomen.
- Bij dagvaarding van 17 februari 2014 is Allsafe in verzet gekomen van voornoemd verstekvonnis.
- [appellant] heeft daarop bij deurwaardersexploot van 26 februari 2014 het verstekvonnis aan Allsafe doen betekenen. Daarbij is aan Allsafe bevel gedaan om binnen twee dagen aan de inhoud van het vonnis te voldoen. Voorts is aangezegd dat in geval niet wordt voldaan aan het bevel het vonnis ten uitvoer zal worden gelegd door alle middelen rechtens.
3.2.1.In de onderhavige procedure heeft Allsafe in eerste aanleg in kort geding, kort gezegd, gevorderd de tenuitvoerlegging van het tussen partijen gewezen verstekvonnis van 5 februari 2014 te staken dan wel te schorsen totdat vonnis is gewezen in de verzetprocedure tegen voornoemd vonnis dan wel te bepalen dat tenuitvoerlegging van het verstekvonnis mag plaatsvinden of worden voortgezet tegen zekerheidsstelling, op straffe van een dwangsom, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met rente.
3.2.2.Aan deze vordering heeft Allsafe, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat [appellant] misbruik maakt van zijn bevoegdheid door het vonnis van 5 februari 2014 te executeren, omdat het vonnis volgens Allsafe klaarblijkelijk berust op een feitelijke misslag ([appellant] heeft zijn vordering gebaseerd op onjuistheden) en op een juridische misslag (nu sprake is van verstek, heeft de rechtbank ten onrechte rekening gehouden met stukken die niet bij de dagvaarding of bij later separaat exploot aan Allsafe zijn betekend). Voorts heeft Allsafe aangevoerd dat tenuitvoerlegging van het vonnis een noodtoestand aan haar zijde zal doen ontstaan, nu het restitutierisico nagenoeg 100% is, aangezien [appellant] geen vermogen en geen inkomen van enige omvang heeft.
[appellant] heeft hiertegen verweer gevoerd.
3.2.3.Bij vonnis in kort geding, waarvan beroep, heeft de voorzieningenrechter overwogen dat evident is dat de door [appellant] aangevoerde grond niet tot toewijzing van zijn vordering in de verzetprocedure kan leiden bij kennisname door de rechtbank van het door Allsafe gevoerde verweer en dat tenuitvoerlegging van het verstekvonnis van 5 februari 2014 door [appellant] misbruik van executiebevoegdheid oplevert. De voorzieningenrechter heeft vervolgens de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis geschorst tot dat in de door Allsafe aanhangig gemaakte verzetprocedure is beslist en [appellant] veroordeeld in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over beide kosten. De voorzieningenrechter heeft tenslotte het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.4.1.[appellant] voert in hoger beroep drie grieven aan. In zijn eerste grief stelt hij dat de voorzieningenrechter een onjuist toetsingskader heeft toegepast door op basis van het door Allsafe inhoudelijk gevoerde verweer een prognose te geven omtrent de afloop van de verzetprocedure. Dit komt neer op een verkapt appel, hetgeen juist niet de bedoeling is van een executiegeschil zoals het onderhavige, aldus [appellant]. De tweede grief van [appellant] houdt in dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de rechter na kennisname van het verweer van Allsafe de vordering van [appellant] zal toewijzen. De derde grief is ten slotte gericht tegen de proceskostenveroordeling. [appellant] concludeert vervolgens tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog afwijzen van de vordering van Allsafe, met veroordeling van Allsafe in de proceskosten.
3.4.2.Allsafe voert tegen het voorgaande gemotiveerd verweer en concludeert tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten en de nakosten.