In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Crescendo Leisure Concepts Holding B.V. tegen de faillietverklaring die op basis van een eigen aangifte is uitgesproken door de rechtbank Oost-Brabant op 26 augustus 2014. Crescendo, vertegenwoordigd door mr. A.J. Exterkate, heeft op 3 september 2014 een beroepschrift ingediend met het verzoek om het vonnis te vernietigen. De mondelinge behandeling vond plaats op 26 november 2014, maar Crescendo was niet verschenen, ondanks dat zij behoorlijk was opgeroepen.
Het hof heeft kennisgenomen van de stukken van de eerste aanleg en het vonnis waarvan beroep. Crescendo heeft in haar beroepschrift gesteld dat, mocht mr. Dekker bevoegd zijn geweest om haar te vertegenwoordigen tijdens de zitting in eerste aanleg, zij zekerheidshalve hoger beroep instelt. Indien mr. Dekker niet bevoegd was, heeft Crescendo samen met Food & Beverage Holding B.V. verzet aangetekend tegen de faillietverklaring.
Het hof overweegt dat, op basis van artikel 1 Fw, een schuldenaar die heeft opgehouden te betalen, op eigen aangifte failliet kan worden verklaard. In dit geval heeft Crescendo haar eigen faillissement aangevraagd. Tegen een faillietverklaring op eigen aangifte staat geen hoger beroep open, zoals ook blijkt uit de wetgeving. Aangezien het hoger beroep niet ontvankelijk is, heeft het hof besloten om Crescendo niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep.
De uitspraak van het hof is gedaan op 4 december 2014, waarbij Crescendo niet-ontvankelijk is verklaard in het door haar ingestelde beroep.