Blijkens de toelichting op de grief wordt aangevoerd dat [appellant] bij het ondertekenen op 17 november 2008 niet heeft gelet op de datum die stond vermeld voor het overhandigen van het geldbedrag, 1 november 2008. [appellant] beroept zich tevens op zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse taal.
In de toelichting op grief 1b stelt [appellant] evenwel:
Van belang is voorts dat mevrouw [echtgenote appellant] heeft geweigerd te ondertekenen omdat in de verklaring foutief stond opgenomen dat het geld in 2008 overhandigd was.
Als [appellant] aanvoert dat zijn vrouw weigerde te ondertekenen vanwege de foute datumvermelding dan was zij indertijd op hoogte van de inhoud van het contract en van de daarin vermelde datum van geldverstrekking, en was [appellant] – in ieder geval op het moment dat zijn vrouw weigerde te ondertekenen – zelf ook op de hoogte van de zijns inziens foutieve datum. Zijn anders luidende verklaring wordt daarmee ongeloofwaardig.
[zoon appellant] (de zoon) heeft als getuige verklaard:
Op 17 november 2008 ben ik met mijn vader bij [geïntimeerde] thuis geweest. Bij dit gesprek waren de heer en mevrouw [geïntimeerde], mijn vader en ik aanwezig. De overeenkomst was door [geïntimeerde] opgesteld en werd ons uitgetypt voorgelegd. Wij hebben de overeenkomst wel doorgenomen. maar niet aandachtig naar de datum van de overhandiging van het geldbedrag gekeken. Wij hebben de overeenkomst mee naar huis genomen om mijn moeder ook te laten tekenen, maar zij zag dat de datum van de overhandiging van het geldbedrag onjuist was en wilde daarom de overeenkomst niet ondertekenen.
Uit deze verklaring blijkt dat [appellant] en zijn zoon het contract hebben meegenomen naar huis en aan mevrouw [appellant] hebben getoond (al verklaart mevrouw [echtgenote geïntimeerde] anders). Het hof zal uitgaan van de juistheid van de verklaring van de zoon.
[appellant] heeft in zijn getuigenverklaring deze gang van zaken beaamd.
Mevrouw [appellant] is niet gehoord als getuige.
Of de overeenkomst al was getekend door vader [appellant] voordat het contract aan mevrouw [appellant] werd getoond is niet duidelijk geworden ([geïntimeerde] verklaart van wel). Als dat contract al was getekend dan had vader (thuisgekomen) een kruis kunnen zetten door hun handtekening. Was dat contract niet getekend dan hadden zij kunnen afzien van ondertekening. Dat hebben zij niet gedaan terwijl het contract wel weer bij [geïntimeerde] terecht is gekomen.
Overigens heeft mevrouw [echtgenote geïntimeerde] verklaard dat het contract niet is meegenomen en dat mevrouw [appellant] nooit is komen tekenen. Het hof zal evenwel uitgaan van de lezing van [appellant] omdat op hem de last van het tegenbewijs rust.
De conclusie is dan ook gerechtvaardigd dat [appellant] welbewust de datum van 1 november 2008 als datum van overhandiging van het geld heeft aanvaard.
Dan moet worden aangenomen dat [appellant] heeft willen bevestigen dat hij het geld in 2008 heeft ontvangen. Een (toereikende) verklaring voor het welbewust ondertekenen van het contract met de foutieve datum wordt niet gegeven. Wel stelt [appellant] dat het contract onder druk is getekend (het huwelijk van de zoon zou worden ‘verpest’), maar – nog daargelaten dat enige druk niet is komen vast te staan – niet wordt gesteld dat dit de reden was van een onjuiste datumvermelding.
Reeds op deze grond kan het hof niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen dat er zoveel twijfel bestaat over de overhandiging van het geld eind augustus/ 1 november 2008, dat geoordeeld kan worden dat [appellant] geslaagd is in het tegenbewijs.